Herhaling basisstof 1 & 2

Herhaling basisstof 1 & 2
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhaling basisstof 1 & 2

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Basisstof 1 herhalen
  • Basisstof 2 herhalen
  • Werkvorm--> het oog 

Slide 2 - Diapositive

Basisstof 1 waarneming
  • Je kunt de werking van zintuigen beschrijven.
  • Je kunt de zintuigen noemen met hun ligging en hun prikkel.
  • Je kunt uitleggen wanneer zintuigen prikkels omzetten in zenuwimpulsen.

Slide 3 - Diapositive

Waarnemen
Waarnemen: het gebruiken van je zintuigen

Slide 4 - Diapositive

Zintuigen

Zintuig = orgaan dat reageert op prikkels. 
Prikkels = Bepaalde invloeden uit de omgeving. Voorbeelden zijn licht, geur, geluid, aanraking.



Slide 5 - Diapositive

Zintuigcellen
  • In de zintuigen liggen zintuigcellen
  • Zintuigcellen zijn aangesloten op zenuwen
  • Zintuigcellen vangen prikkels op en geven impulsen door aan de hersenen

Slide 6 - Diapositive

Zintuigenstelsel
Alle zintuigen samen vormen het zintuigenstelsel.



Slide 7 - Diapositive

Zintuigen in de huid
Warmtezintuigen
Koudezintuigen
Drukzintuigen
Tastzintuigen

Slide 8 - Diapositive

Het ontstaan van impulsen

Zintuigcellen vangen prikkels op. 
Als de prikkel sterk genoeg is, ontstaan er impulsen.
De minimale prikkel die nodig is voor het ontstaan van een impuls noemen we de drempelwaarde.

Slide 9 - Diapositive

Impulsfrequentie
Hoe sterker de prikkel, hoe meer impulsen worden doorgegeven;  De impulsfrequentie wordt groter. De sterkte van het signaal (de amplitude) is bij een impuls altijd hetzelfde

Slide 10 - Diapositive

Adequate prikkel
Een adequate prikkel is het type prikkel waar een zintuig speciaal gevoelig voor is. 
Voor deze prikkel heeft het zintuig de laagste drempelwaarde

Slide 11 - Diapositive

Zintuigen en hun prikkels
De adequate prikkels voor zintuigen

Slide 12 - Diapositive

Gewenning
Als een bepaalde prikkel heel lang aanhoudt, ontstaan er in de zintuigcellen soms minder impulsen. Dit noem je gewenning.

Slide 13 - Diapositive

Basisstof 2 Het oog
  • Je kunt de bouw en werking van de delen van het oog beschrijven.

Slide 14 - Diapositive

De bouw van het oog 
Wenkbrauwen= zorgen ervoor dat zweet of ander vocht niet in je ogen loopt.
Harde oogvlies=  is het witte gedeelte van je oog. Aan het harde oogvlies zijn oogspieren bevestigd
Oogspieren=De oogspieren draaien de ogen in de gewenste richting.
Iris= Het gekleurde gedeelte van het oog 
De pupil= Door de pupil komt licht het oog binnen
Hoornvlies= Ligt over de iris en de pupil heen 





Slide 15 - Diapositive

De bouw van het oog
Traanklieren= Deze produceren traanvocht
Het glasachtig lichaam=De oogbol is voor het grootste deel gevuld met een geleiachtige massa
Lens= zorgt ervoor dat je scherp kunt zien.

Het vaatvlies=  bevat veel bloedvaten. Het zorgt voor de voeding van het oog.
Het netvlies= liggen de zintuigcellen. In de zintuigcellen ontstaan impulsen als er licht op valt




Slide 16 - Diapositive

De bouw van het oog
De gele vlek= Met de zintuigcellen in de gele vlek kun je het scherpst zien.

De blinde vlek= De plaats in het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat. In de blinde vlek liggen geen zintuigcellen.
 

Slide 17 - Diapositive

Netvlies
Op het netvlies liggen twee soorten zintuigcellen.
1. De staafjes= liggen niet in de gele vlek en blinde vlek


2. De kegeltjes= liggen vooral in de gele vlek en de omgeving daarvan

Licht en donker, lage drempelwaarde






Kleuren, hogere drempelwaarde

Slide 18 - Diapositive

Pupil
Pupilreflex= De pupil kan groter en kleiner worden, afhankelijk van de hoeveelheid licht.

Bij veel licht wordt de pupil klein 
Bij weinig licht wordt de pupil groot

Slide 19 - Diapositive


De werking van de ogen

Accommoderen:
De vorm van de ooglens wordt aangepast aan de afstand waarop een voorwerp zich bevindt.

De lens wordt boller of platter

Slide 20 - Diapositive

Oogafwijkingen
Bijziend: dichtbij goed, veraf slecht zien
Oogbol te lang (te bol)
hoornvlies en lens breken lichtstralen te sterk af  
correctie = holle (-) lens

Verziend: veraf goed, dichtbij slecht zien
Oogbol te kort (te plat)
 hoornvlies en lens breken lichtstralen niet voldoende af  
correctie = bolle (+) lens

Slide 21 - Diapositive

Werkvorm
  • Jullie gaan in tweetallen een dwarsdoorsnede van het oog tekenen
  • Hierbij geven jullie de onderdelen aan met hun functies 
  • Jullie laten ook het proces zien van bijziend en verziend
  • Gebruik wikiwijs of bvj online boek

Slide 22 - Diapositive