Beide of beiden- 2ha

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we doen vandaag?
Uitleg meervoud verwijzingen
Blok 3 - blz. 130

opdracht 4 & 5

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doel van de les
Je weet wanneer je een -n schrijft achter woorden als
alle(n) - beide(n) en sommige(n)

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Boek open op blz 130
Schrift & pen

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beide of beiden?

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Alle of allen?
Welke vorm je moet gebruiken hangt van twee dingen af:

  1. Is het een zelfstandig naamwoord?
  2. Gaat het om personen?

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Vóór zelfstandig naamwoord
Als alle voor een zelfstandig naamwoord staat, schrijf je het altijd met een -e achteraan. Het maakt niet uit of het zelfstandig naamwoord om personen gaat of niet. 

Bijvoorbeeld:
Alle leerlingen weten dat je alle zinnen met een hoofdletter moet beginnen.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Staat alle hier vóór een zelfstandig naamwoord?


'Ik ben blij met alle cadeautjes.'
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Cadeautjes is een zelfstandig naamwoord. 
Staat alle hier vóór een zelfstandig naamwoord?


'De schoonmaakster moet alle wc's schrobben.'
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Wc's is een zelfstandig naamwoord.
Staat alle hier vóór een zelfstandig naamwoord?


'Ik weet niet welke ik moet kiezen. Alle zijn leuk.'
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Alle is hier zelf een zelfstandig naamwoord.
2. Zelfstandig naamwoord - 
geen personen

Als alle zelf een zelfstandig naamwoord is, en het gaat niet om personen, dan schrijf je het ook met een -e achteraan.

 Bijvoorbeeld:
Schrijf tien zinnen. Begin ze alle met een hoofdletter.
(Alle klinkt heel formeel, hier gebruik je meestal allemaal)

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Zelfstandig naamwoord - personen


Als alle zelf een zelfstandig naamwoord is, en het gaat wel om personen, dan schrijf je het met -en achteraan.

Bijvoorbeeld:
10 leerlingen doen mee. Allen weten dat je een zin met een hoofdletter begint.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarover gaat alle?

'Denk aan de poezen: je moet ze alle op tijd eten geven.'
A
Over personen
B
Niet over personen

Slide 13 - Quiz

Alle gaat hier over de poezen. Poezen zijn dieren, geen personen. 
Waarover gaat allen?

'We helpen allen mee.'
A
Over personen
B
Niet over personen

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Onthouden



Je schrijft dus alleen allen bij een zelfstandig naamwoord dat om personen gaat!





Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beide of beiden?



Dezelfde regels gelden bij het kiezen tussen beide of beiden.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kies de juiste uitgang:


Jullie moeten aardig zijn tegen all... kinderen die straks langskomen. 
A
-e
B
-en

Slide 17 - Quiz

Alle staat hier vóór een zelfstandig naamwoord, namelijk kinderen. 
Kies de juiste uitgang:


Denk aan je handen: houd ze beid... aan het stuur!
A
-e
B
-en

Slide 18 - Quiz

Beide is hier een zelfstandig naamwoord dat niet over personen gaat maar over handen. 
Kies de juiste uitgang:


Ik heb twee opa's. Beid... komen trouw naar al mijn verjaardagen.
A
-e
B
-en

Slide 19 - Quiz

Beide is hier een zelfstandig naamwoord dat niet over personen gaat, namelijk de opa's.
Kies de juiste uitgang:


Wij hebben tien docenten. Op de
vergadering komen ze all... bijeen.
A
-e
B
-en

Slide 20 - Quiz

Allen is hier een zelfstandig naamwoord dat om personen gaat, namelijk de docenten.
Waarom is het woord 'allen' in de volgende zin met een -N geschreven? :
Allen hadden de toets slecht gemaakt.

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul in: De pen en de liniaal vielen
......... (beide/beiden) van tafel.

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul in: ......... voetballers zingen altijd het volkslied mee, maar de .......... houden hun lippen stijf op elkaar.
A
Sommige, meeste
B
Sommigen, meesten
C
Sommige, meesten
D
Sommigen, meeste

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul in: De vogels hebben alle/allen het land verlaten.

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul in: Beide/beiden robots leken levensecht.

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag!
Maken van Spelling blok 3

Opdracht 4 & 5 (blz 131)

Opdracht 1 (blz 128))



Klaar? maken opdracht 1 (blz 128)
timer
1:00

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk

2ha5: donderdag 9 mei

2ha1: vrijdag 10 mei

Maken van Spelling blok 3

Opdracht 4 & 5 (blz 131)

Opdracht 1 (blz 127)



Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions