Week 6 Nursing 3 Farma - - bloedruk en antistolling - BOL 2e jaars, periode 4

Nursing 3 - week 6 


Hart en vaatstelsel deel 1 
Farmacologie
Medicatie tegen 
hoge bloeddruk & Antistolling

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Nursing 3 - week 6 


Hart en vaatstelsel deel 1 
Farmacologie
Medicatie tegen 
hoge bloeddruk & Antistolling

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
- Je kunt beschrijven op welke manieren de bloeddruk beïnvloed kan worden door medicijnen 
- Je kunt uitleggen wat het preventieve effect is van de behandeling van hypertensie 
- Je kunt beschrijven op welke manier de bloedstolling beïnvloed kan worden door medicijnen 
- Je kunt de indicaties, de werking en de meest voorkomende bijwerkingen uitleggen van de volgende medicatiegroepen: 
     o Anticoagulantia 
     o Trombocytenaggregatieremmers 
     o Diuretica 
     o Bètablokkers 
- Je kunt een voorbeeld noemen bij ieder van bovenstaande groepen 
Je kunt met hulp van het FK voldoende informatie verzamelen om op veilige wijze deze medicatie te kunnen geven en/of een zorgvrager te begeleiden die één of meerdere van de geneesmiddelen uit bovenstaande medicatiegroepen gebruikt 

Slide 2 - Diapositive


Boek: Medicatieveiligheid, op weg naar veilige zorg. Elly van Haaren et al. 2014 
-Paragraaf 5.2
 
www.farmacotherapeutischkompas.nl  
www.apotheek.nl  
www.zorgvoorbeter.nl  
www.lareb.nl 
Literatuur

Slide 3 - Diapositive

Les van week 4: 
Bijwerkingen. 

Les week 5: 
pijn en pijnstillende therapieën. 

Over opdracht 2
Zijn er nog vragen? 
Dan eerst een quizz over vorige week - spieken mag 

Slide 4 - Diapositive

Het middel Ibuprofen behoort tot de medicatie groep .....
A
paracetamol
B
zwakke opoid
C
NSAID's
D
sterke opoid

Slide 5 - Quiz

Het middel tramadol behoort tot de medicatie groep .....
A
paracetamol
B
zwakke opoid
C
NSAID's
D
sterke opoid

Slide 6 - Quiz

Dit zijn de belangrijkste bijwerkingen: misselijkheid, obstipatie, sufheid en delier.

Deze horen bij de volgende medicatiegroep:
A
paracetamol
B
benzodiazepines
C
NSAID's
D
opoiden

Slide 7 - Quiz

Het stappenplan: paracetamol > NSAID > zwakke opoid > sterke opoid past bij de volgende pijnvorm:
A
Nociceptieve pijn
B
Neuropathische pijn
C
Fantoompijn

Slide 8 - Quiz

Nursing 3 - week 6 


Hart en vaatstelsel deel 1 
Farmacologie
Medicatie tegen 
hoge bloeddruk & Antistolling

Slide 9 - Diapositive

Bloedstollingscascade 
hoe zat dat ook al weer? (1)  
Functies:  
- Zorgt voor vloeibaar houden van het bloed zodat er voedingsstoffen en zuurstof naar weefsels gaan.  
- Zorgt voor stolling op momenten van schade  

Slide 10 - Diapositive

timer
1:30
wat kan er mis gaan in de
stollings cascade?
en wat is het effect voor de patient?

Slide 11 - Carte mentale

Bloedstollingscascade 
hoe zat dat ook al weer? (2)
Werking van bloedstolling: 
1. Primaire hemostase, waarna stollingsfactoren worden geactiveerd.  

2. Vorming van bloedstolsel door middel van eindproduct van die stollingsfactoren.  

3. (na enige tijd) opruimen van bloedstolsel met fibrinolyse 

Slide 12 - Diapositive

Medicatie tegen stolling
Stap 1: remming bloedplaatjes

- Stap 1 in de bloedstolling 
- Gaan kleven bij een beschadiging van het bloedvat 
-Worden geremd door trombocytenaggregatieremmers zoals: 
    -acetylsalicylzuur 
    -Ascal 
    -clopidogrel 


Stap 2: remming stollingsfactoren

- Stap 2 in de bloedstolling 
- Zorgen voor de aanmaak van fibrinedraden 
- Worden geremd door anticoagulantia zoals: 
    - acenocoumarol 
    - heparine 
    - Fragmin 
Nieuwe middelen: rivaroxaban, apixaban, dagibatran.  


Slide 13 - Diapositive

Niet om te leren, 
maar ter illustratie

Slide 14 - Diapositive

Overige zaken over antistolling
Middelen die stolling vertragen 
- Curatief (causaal): bij hartinfarct, trombose, longembolie, herseninfarct door 
                                     plaque. 
- Preventief:  
      Primaire preventie: Soms bij hypertensie, of bewezen stollingsstoornis.  
      Secundaire preventie: Na hartinfarct/herseninfarct e.d.  

Middelen die stolling bevorderen (gaan we nu niet behandelen!)  
- Zoals Vitamine K, of medicatie voor hemofilie  
- Maar ook: bloedplaatje in transfusie 

Slide 15 - Diapositive

Vragen over? 
- hoe werkt stolling
- wat kan er misgaan bij stolling? 
- hoe kun je stolling beinvloeden met medicatie? 

Slide 16 - Diapositive

Hypertensie
- Hypertensie is vaak  geen ziekte op zich. Uitzondering: familiaire hoge bloeddruk.  
- Hypertensie vaker is een uiting van een ziekte of leefstijlgedrag 
- Kan wel symptomen veroorzaken 
- Is een risico factor tot ontwikkelen van andere ziekten
 
- Er is een relatie tussen hypertensie en de stollingscascade. Hoe dan?  

Slide 17 - Diapositive

De 'cascade'  van hypertensie

Slide 18 - Diapositive

timer
1:30
Wat is de relatie tussen hypertensie
en de stollingscascade?

Slide 19 - Carte mentale

Behandeling hoge bloeddruk - 4 medicijngroepen
- verschillende soorten diuretica 
   oftewel: plastabletten 
- Beta blokkers
- Calciumantagonisten
- Ace-remmers. 

Slide 20 - Diapositive

Diuretica
- Werkt op de nieren.  
- Plast water uit, waardoor er minder vocht in je lichaam komt en 
   de druk in de vaten dus wordt verminderd en daardoor de 
   bloeddruk later wordt.  
- Maar met het water plas je ook mineralen uit, natrium, kalium, 
  en chloor.  
- Verschillende soorten diuretica, die net even andere ionkanalen 
  gebruiken. > andere mineralen combinaties + sterkte van de 
  werking verschilt ook.  

Slide 21 - Diapositive

Diuretica - wat plas je uit? 

Slide 22 - Diapositive

Beta blokkers
Voorbeeld: 
- Sotalol, Propanolol, labetolol, metropolol, 
  bisoprolol, atenolol 
 
Hoe werken Betablokkers? 
- Blokkeren Beta-(adrenerge)receptoren 
        > bemoeilijken de werking stresshormonen    (oa Adrenaline, noradrenaline, cortisol 

Slide 23 - Diapositive

Beta blokkers- meerdere indicaties en effecten
Bij atriumfibrilleren: 
- vertraging van de AV-geleiding in het hart; 
- verlenging van de refractaire periode; 
- verlaging van de hartfrequentie. 
Bij hartfalen: 
- afname van hartfrequentie en hartminuutvolume; 
- toename van ejectiefractie; 
- afname van hypertrofie in myocard. 
Bij hypertensie: 
- afname hartfrequentie en hartminuutvolume. Hierdoor daalt de bloeddruk; 
- remming van de renineafgifte. Hierdoor neemt het angiotensine II gehalte af, waardoor de bloeddruk daalt. 
Bij hyperthyreoïdie: 
- symptoombestrijding van hyperthyreoïdie zoals tremor, tachycardie. 
Bij migraine: 
- afname van het aantal migraine-aanvallen (wrs door vergroting vaatweerstand, maar niet helemaal duidelijk)  

Slide 24 - Diapositive

Beta blokkers- bijwerkingen

Slide 25 - Diapositive

Vragen over: 
- hypertensie? 
- de 4 medicatie groepen? 
- bètablokkers?
- plastabletten? 

Slide 26 - Diapositive

timer
1:00
Wat neem je mee uit deze les?

Slide 27 - Carte mentale

Opdracht: Medicijnschema. 
Niet vergeten. 
Uiterlijk inleveren complete schema voor 2 punten, VOOR 25 juni. 
Vul je schema in met pijnstillende medicatie  
En vul aan met antistollingsmiddelen en de bloeddrukverlagers.  
Let op: verschil in indicatie tussen curatief en preventief 

Antistollingsmiddelen:  
- Trombocyten 
- aggregatiemiddelen 
- Anticoagulantie  

Antihypertensiva
- diuretica
- beta blokkers
- ace-remmers
- calciumantagonisten

Slide 28 - Diapositive