Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Na klar 1 havo/vwo D-Toets Kapitel 1 Hamburg
Das ist (de)... Fisch (m) meiner Schwester .
A
ein
B
eine
C
der
D
die
1 / 36
suivant
Slide 1:
Quiz
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
36 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
50 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Das ist (de)... Fisch (m) meiner Schwester .
A
ein
B
eine
C
der
D
die
Slide 1 - Quiz
In meiner Suppe ist (een)... Spinne (v).
A
die
B
eine
C
der
D
ein
Slide 2 - Quiz
Was ist das? Das ist (een) ... Gitarre (v).
A
eine
B
ein
C
das
D
die
Slide 3 - Quiz
Das ist (geen) ... Haus (o). Das ist ein Zelt (tent).
Slide 4 - Question ouverte
Noem de 9 persoonlijke voornaamwoorden in het Duits!
Slide 5 - Carte mentale
(Ik) gehe in die Schule.
A
Du
B
Sie
C
Ich
D
Wir
Slide 6 - Quiz
Wohnt (jullie) in einem Dorf?
A
Sie
B
du
C
wir
D
ihr
Slide 7 - Quiz
(Hij) spielt Gitarre.
A
Sie
B
Er
C
Ich
D
Wir
Slide 8 - Quiz
Wisst ihr es noch? Die Verben haben und sein.
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein
Slide 9 - Question de remorquage
Wir
Ich
Du
Er
Ihr
Sie/sie
Tekst
habe
hast
hat
haben
habt
haben
Slide 10 - Question de remorquage
Regelmatige werkwoorden: wohnen
werkwoord: wohnen, stam:wohn
ich wohn
e
du wohn
st
er/sie es wohn
t
wir wohn
en
ihr wohn
t
sie wohn
en
Sie wohn
en
Slide 11 - Diapositive
Regelmatige werkwoorden
Vervoegen van het werkwoord door eerst de stam op te schrijven. De stam is het
hele
werkwoord
- en of - n.
Voorbeeld:
wohnen = wohn
kaufen = kauf
reisen = reis
Slide 12 - Diapositive
Regelmatige werkwoorden
Vervoegen van het werkwoord door eerst de stam op te schrijven. De stam is het
hele
werkwoord
- en of - n.
Voorbeeld:
wohn
en
= wohn
kauf
en
= kauf
reis
en
= reis
ruder
n
= ruder
Slide 13 - Diapositive
Herhaling regelmatige werkwoorden
STAM: werkwoord -en wohnen - wohn
Ezelsbruggetje:
F E E ST T EN T EN
Stam eindigend op
sis-klank (s/ss/x/sch/ß/z) du
alleen
t,
z. B. tanzen, reisen:
stam tanz dus:du tanz
t
Slide 14 - Diapositive
(wohnen) Peter ………… in Köln.
A
wohne
B
wohnen
C
wohnst
D
wohnt
Slide 15 - Quiz
Ihr (wohnen)... in Hamburg.
A
wohne
B
wohnt
C
wohnen
D
wohnst
Slide 16 - Quiz
Du (tanzen) ... gut!
Slide 17 - Question ouverte
(reisen) ... Sie in den Herbstferien?
Slide 18 - Question ouverte
Ich habe hier (wohnen).
A
gewohnt
B
gewohnd
C
gewohnen
D
wohnen
Slide 19 - Quiz
12
Slide 20 - Question ouverte
75
Slide 21 - Question ouverte
38
Slide 22 - Question ouverte
16
Slide 23 - Question ouverte
89
Slide 24 - Question ouverte
vertaal het bezittelijk voornaamwoord:
Maaike ist (haar) Freundin.
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure
Slide 25 - Quiz
Vervoeg het bezittelijk voornaamwoord:
Dies ist (mijn)…...Buch (o)
A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein
Slide 26 - Quiz
vertaal het bezittelijk voornaamwoord:
Das ist ( uw) Fahrrad (o).
A
ihr
B
Ihre
C
ihre
D
Ihr
Slide 27 - Quiz
vertaal het bezittelijk voornaamwoord
Das sind (onze) Eltern
A
meine
B
dien
C
ihre
D
unsere
Slide 28 - Quiz
Rangtelwoorden
2 t/m 19
getal + te
vierte, achte
vanaf 20
getal + ste
zwanzigste, einundzwanzigste
Uitzonderingen
erste
= eerste
dritte
= derde
achte
= achtste
siebte
= zevende
Slide 29 - Diapositive
Rangtelwoorden
7. - 17. - 70.
A
siebte-siebzehnte-siebzigste
B
siebente-siebenzehnte-siebzigste
C
siebste - siebzehnste-siebzichste
D
siebte-siebzehnte-siebsigste
Slide 30 - Quiz
Rangtelwoorden t/m 19 >
–te
achter het uitgeschreven getal.
Der zwei
te
Platz. De tweede plaats.
Rangtelwoorden vanaf 20 >
–ste
achter het uitgeschreven getal.
Der zwanzig
ste
Platz. De twintigste plaats.
Am 1. Tag
gibt es noch viele Angebote.
Am ersten Tag......
Slide 31 - Diapositive
__________ gehst du in die Ferien (op vakantie)?
A
Wo
B
Wohin
C
Was
D
Woher
Slide 32 - Quiz
__________ kommst du?
A
Wie
B
Wohin
C
Woher
D
Wer
Slide 33 - Quiz
... ist das Mädchen? Ist sie neu?
A
Wer
B
Warum
C
Welche
D
Wie viel
Slide 34 - Quiz
(Wanneer)... hast du Geburtstag?
Slide 35 - Question ouverte
(Hoe) ... geht es dir?
Slide 36 - Question ouverte
Plus de leçons comme celle-ci
Na klar 1 havo/vwo D-Toets Kapitel 1 Hamburg
Septembre 2020
- Leçon avec
24 diapositives
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Pers.vnw. + haben & sein + feesttenten + bez.vnw. + vraagwoorden
Décembre 2019
- Leçon avec
19 diapositives
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Na klar 2 havo/vwo Oefentoets Kapitel 1 Hamburg
Novembre 2022
- Leçon avec
28 diapositives
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
vervoegen
Novembre 2020
- Leçon avec
11 diapositives
Duits
Unterrichtsstunde 3 - Das Verb im Präsens
Mars 2023
- Leçon avec
23 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
N - werkwoordvervoeging tt regelmatig
Janvier 2021
- Leçon avec
23 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
N - werkwoordvervoeging tt regelmatig
Janvier 2021
- Leçon avec
21 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
09-03 3V Herhaling werkwoorden, lidwoorden en persoonlijke voornaamwoorden
Mars 2022
- Leçon avec
35 diapositives
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2