Week 14

English
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

English

Slide 1 - Diapositive

To Do:
Week 14
  • Lesson 1:  Chapter 3H
  • Lesson 2: Chapter  3I
  • Lesson 3: Chapter  4B   > Book B


Slide 2 - Diapositive

Aims
-Je kunt aan tafel om dingen vragen in het Engels.
- Je kunt aanwijzende voornaamwoorden (this-these-that-those) correct gebruiken
- Je kent de Theme words van Chapter 4.


Slide 3 - Diapositive

Lesson 1

Slide 4 - Diapositive

Previous Lesson
3E-Grammar: exercise: 33 - 34 a/b - 35 - 36a on p. 148-150


Slide 5 - Diapositive

Recap
1. Wanneer gebruik je some?
2. Wanneer gebruik je any?
3. Zet de volgende woorden in het meervoud:
- bag
-box
-blueberry
-tomato

Slide 6 - Diapositive

3E: Grammar- Some/Any
some & any: 'iets',  'enkele', 'wat'

some:
-in vragen (je verwacht dat het antwoord 'ja' is)     Can I have some water, please?
- in bevestigende zinnen                                                    I have some information for you.

any:
-in vragen (als je niet zeker bent van het antwoord)  Is there any bread left?
- in ontkennende zinnen                                                         No, there isn't any bread left.

Slide 7 - Diapositive

Meervoud in het Engels
  • Bij de meeste woorden -s of -es aan het woord plakken.
one chair - two chairs                one pizza- two pizzas                one boy- two boys
one kiss -   two kisses                one box- two boxes                    one play - two plays

  • Eindigt woord op medeklinker + y => -y wordt ies
one country - two countries         one strawberry -two strawberries

  • Eindigt woord op een -o => -es toevoegen.
one tomato - two tomatoes            one potato - two potatoes



Slide 8 - Diapositive

3H: Speaking & Stones
Stone 9 on p. 161

Slide 9 - Diapositive

3H: Speaking & Stones
Wat:
Exercise 52: lees de zinnen van Stone 9 door en vertaal de zinnen die je niet kent.
Exercise 53: combineer de vragen met de antwoorden. Stel elkaar de vragen en antwoord in het Engels.
Exercise 54: schrijf de Nederlandse vertalingen op en zet de Engelse woorden in de afbeelding. Beantwoord de vraag bij c en gebruik de Theme words om vragen te maken bij d.
Exercise 56: maak een menu  voor een familiedag. (ontbijt, lunch, diner, snack)
Hoe:  fluisterend samenwerken met je buurman/buurvrouw, Stone 9 en Theme Words p. 161/162
Klaar:  leer de Theme Words op p. 170 ( cereal-thirsty)
                Stone 7-8-9 on p. 172

Slide 10 - Diapositive

Listening
We are going to watch a video about American kids trying British food. 

Write down:
- the names of the dishes they are tasting.
-  whether they like or dislike the food in general.
- at least one ingredient/element of every dish in the video.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Listening
1. Full (English) Breakfast
2. Scotch Egg
3. Sunday Roast and Yorkshire Pudding
4. Knickerbocker Glory

Slide 13 - Diapositive

Homework
Finish: exercise: 33 - 34 a/b - 35 - 36a on p. 148-150
Study: Theme Words on p. 170 
                Stone 7 -8-9 on p. 172

Slide 14 - Diapositive

Lesson 2

Slide 15 - Diapositive

Previous Lesson
Exercise: 33 - 34 a/b - 35 - 36a on p. 148-150

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

3I:Grammar
Demonstrative pronouns = > aanwijzende voornaamwoorden




This apple here is green and that apple there is red.
These apples here are green and those apples there are red.
één ding
meerdere dingen
dichtbij
this
these
ver weg
that
those

Slide 18 - Diapositive

Grammar: Check
1. This/These is my sister.
2. That/Those is my house over there.
3. This/These are my parents.
4. That/Those are my friends over there.

Exercise 57: together

Slide 19 - Diapositive

3I: Grammar
Wat:
Exercise 58: lees de tweets en omcirkel de juiste woorden.
Exercise 59: maak het gesprek af met: this / that / these / those
Exercise 61a: bekijk de afbeelding en schrijf de zinnen op die in het gesprek gezegd worden. Gebruik de woorden tussen haakjes.
Hoe: zelfstandig
Hulp: fluisterend overleg met je buurman/buurvrouw, docent
Uitkomst: we gaan de antwoorden over 15 minuten nakijken.
Klaar: leer de Theme Words op p. 170 ( cereal-thirsty)
             leer Stone 7- 8-9 op p. 172


timer
15:00

Slide 20 - Diapositive

Homework
Finish:   on p. 148-150
Study:  Theme Words on p. 170 ( cereal-thirsty)
                Stone 7- 8-9 on p. 172

Neem boek B mee naar de volgende les!

Slide 21 - Diapositive

Schrijf de vertalingen op:
1. chips
2. juice
3. cereal
4. jar
5. piece
6. slice
7. crunchy
8. delicious
9. spicy
10. How much do these bags of crisps cost?
11. My favourite food is pizza because it tastes delicious.
12. I would like to have some apple pie with whipped cream, please.
Schrijf de vertalingen op:

1. soep
2. groenten
3. rijst
4. fles
5. blik
6. doos
7. bitter
8. zuur
9. zoet

timer
8:00

Slide 22 - Diapositive

Schrijf de vertalingen op:

1. chips > patat/friet
2. juice > sap
3. cereal > ontbijtgranen
4. jar > pot
5. piece > stuk
6. slice >snee/plak
7. crunchy > knapperig
8. delicious > heerlijk
9. spicy > pittig
10. Hoeveel kosten deze zakken chips?
11. Mijn favoriete eten is pizza omdat het heerlijk smaakt.
12. Ik zou graag wat appeltaart met slagroom willen hebben, alstublieft.
Schrijf de vertalingen op:

1. soep > soup
2. groenten > vegetables
3. rijst > rice
4. fles > bottle
5. blik > can
6. doos > box
7. bitter > bitter
8. zuur > sour
9. zoet > sweet

Slide 23 - Diapositive

Lesson 3

Slide 24 - Diapositive

Previous Lesson
3I-Grammar: exercise 58-59-61a



één ding
meerdere dingen
dichtbij
this
these
ver weg
that
those

Slide 25 - Diapositive

Schrijf de vertalingen op:

1. cutlery
2. dish
3. napkin
4. straw
5. plate
6.castle
7. countryside
8. terraced house
9. detached house
10. roundabout
Schrijf de vertalingen op:

1. nagerecht
2. vork
3. mes
4. glas
5. lepel
6. gebouw
7. grote stad
8. dorp
9. brug
10. ziekenhuis

timer
8:00

Slide 26 - Diapositive

Schrijf de vertalingen op:

1. cutlery > bestek
2. dish > maaltijd
3. napkin > servet
4. straw > rietje
5. plate > bord
6. castle > kasteel
7. countryside > platteland
8. terraced house > rijtjeshuis
9. detached house > vrijstaand huis
10. roundabout > rotonde
Schrijf de vertalingen op:

1. nagerecht > dessert
2. vork > fork
3. mes > knife
4. glas > glass
5. lepel > spoon
6. gebouw > building
7. grote stad > city
8. dorp > village
9. brug > bridge
10. ziekenhuis > hospital

Slide 27 - Diapositive

SO Theme Words + Stones
Chapter 3:
Theme Words on p. 170 ( cereal-thirsty) E-N / N-E
Stone 7- 8-9 on p. 172  E-N

Chapter 4:
Theme Words on p. 48 (building- walk the dog)  E-N/N-E


Slide 28 - Diapositive

4: Theme Words
Places to live on p. 15
Prepositions of place on p. 16
In the city on p. 24
Chores in and around the house on p. 39

Slide 29 - Diapositive

4B: Theme Words
Wat:
Exercise 9: lees de zinnen door en los de puzzel op (kleur de daken, schrijf de namen onder de huizen en beantwoord c).
Exercise 10: schrijf de Nederlandse woorden op en vul bij c de juiste woorden in.
Exercise 11: zet de Theme Words onder de afbeeldingen.
Exercise 12: teken drie Theme Words
Exericse 13: schrijf de Nederlandse woorden op en zet de correcte woorden onder de afbeeldingen.
Exercise 14:omcirkel het juiste woord.
Exercise 24a: schrijf de Nederlandse woorden op (blz. 24)
Exercise 47a: schrijf de Nederlandse woorden op (blz. 39)
Hoe: zelfstandig
Hulp: fluisterend overleg met je buurman/buurvrouw, docent
Uitkomst: we gaan de antwoorden de volgende les nakijken/bespreken.
Klaar: leer alle Theme Words op p. 48 ( building-walk the dog)
             


timer
20:00

Slide 30 - Diapositive

Simon Says

Slide 31 - Diapositive

Homework
Finish:  exercise:
Studye: Theme Words Chapter 3 on p. 170 ( cereal-thirsty)
                 Stone 7- 8-9 on p. 172

                 Theme Words Chapter 4 on p. 48 ( building-walk the dog)



Slide 32 - Diapositive