Oefentoets 2 hoofdstuk 1

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 4

Oefentoets 2 hoofdstuk 1

De oefentoets 

Lees de vragen goed en geef dan pas antwoord. 

Pak voor je begint je boek erbij. 

Heb je een antwoord fout, zoek dan op wat je fout hebt in je boek.

Kom je er niet uit? Noteer dan de vraag met het foute antwoord en vraag het maandag op school. 

Hoeveel leden heeft de Tweede Kamer?

1. 100
2. 120
3. 130
4. 150

Censuskiesrecht betekent dat...

1. Je mag stemmen als je genoeg belasting betaalt
2. Iedereen mag stemmen
3. Je kiest wie er koning wordt
4. Als je van adel bent mag je stemmen

Drie grote veranderingen door de Pacificatie van 1917:

1. 1. kiesrecht mannen en vrouwen, 2. einde schoolstrijd, en 3. nieuw kiesstelsel
2. 1. kiesrecht mannen, 2. nieuwe koning, en 3. nieuw kiesstelsel
3. 1. kiesrecht mannen, 2. einde schoolstrijd, en 3. nieuw kiesstelsel
4. 1. kiesrecht mannen en vrouwen, 2. einde schoolstrijd, en 3. nieuw parlement

Aanhangers van het socialisme in de 19de eeuw waren voornamelijk

1. Arbeiders
2. Gelovigen
3. Fabriekseigenaren
4. De middenstand

De schoolstrijd is een belangrijk onderwerp bij de volgende zuil:

1. Liberalisme
2. Confessionalisme
3. Socialisme
4. Populisme

Welk recht wordt hier beschreven:
Dit is het recht om een onderzoek in te stellen

1. Budget
2. Enquete
3. Initiatief
4. Interpellatie

Stap 1

Stap 2

Stap 3

Stap 4

Stap 5

Minister of 2e kamerlid dient wetsvoorstel in

De 2e kamer stemt over het wetsvoorstel

De 1e kamer stemt over het wetsvoorstel

De koning ondertekent de wet

Minister ondertekent de wet

Vanaf welk jaar mogen er in Nederland bijzondere scholen worden opgericht?

1. 1840
2. 1848
3. 1887
4. 1917

Wat is socialisme?

1. Streven naar een samenleving met zoveel mogelijk vrijheid
2. Streven naar een maatschappij zonder bestuur
3. Streven naar een samenleving waarin mensen een bestuur kiezen
4. Streven naar een samenleving met zoveel mogelijk gelijkheid

Wie is wie?

Aletta Jacobs

Koning Willem II

Koning Willem III

Abraham Kuyper

Johan Thorbecke

Wilhelmina Drucker

Pieter Jelles Troelstra

Herman Schaepman

Streed voor vrouwen emancipatie

Eerste vrouwelijke arts in Nederland.

Koning tijdens de grondwetswijziging van 1848.

Leider van de commissie voor de grondwetswijziging van 1848.

Protestantse politicus. Richtte de ARP op.

Koning na de grondwetswijziging van 1848. Wilde deze terugdraaien, maar dat kon niet meer.

Socialist en wilde de revolutie in Nederland uitroepen. Dit werd bekend onder 'de vergissing van Troelstra'.

Katholiek die zich inzette voor de emancipatie van katholieken.

Oprichter van de SDAP.

Volgens de tekenaar is algemeen vrouwenkiesrecht...

1. Een goede zaak, want dan krijgen arbeidersgezinnen het beter.
2. Een goede zaak, want dan krijgen hoger opgeleide vrouwen kansen.
3. Géén goede zaak, want dan krijgen vrouwen te veel invloed.
4. Géén goede zaak, want dan krijgen de arbeiders minder invloed.

Wat heeft de eerste feministische golf bereikt?

1. Vrouwenkiesrecht en recht om te studeren
2. Recht op abortus en betere scholing
3. Vrouwenkiesrecht en betere scholing
4. Hoger onderwijs en betere scholing

Wie tekende de grondwet in 1848, waardoor hij minder macht kreeg?

1. Willem van Oranje
2. Willem I
3. Willem II
4. Willem III

Welke uitspraak past het
best bij de bron.

1. De vrouwen die streden voor kiesrecht waren gelovig
2. vrouwen worden opgeroepen om op christelijke partijen te stemmen
3. De vereniging voor vrouwenkiesrecht laat ook mannen toe,
4. Na jaren strijd door vrouwen van de eerste feministische golf krijgen vrouwen kiesrecht.

Wat is de uitkomst van de schoolstrijd?

1. Alleen katholieke scholen worden betaald door de overheid
2. Openbare en protestantse scholen worden betaald door de overheid
3. Openbare en bijzondere scholen worden betaald door de overheid
4. Openbare en scholen voor speciaal onderwijs worden betaald door de overheid

RKSP is een .. partij

1. Confessionele
2. Liberale
3. Socialistische
4. Communistische

Wetgevende macht

Uitvoerende macht

Rechterlijke macht

Beslissen of iemand schuldig is en welke straf er wordt gegeven.

Wetten maken, wijzigen en goed- of afkeuren.

Recht om het land te regeren

De ministers

Het parlement

Onafhankelijke rechters

Het recht om tijdens verkiezingen je stem uit te brengen.

1. Actief kiesrecht
2. Passief kiesrecht
3. Algemeen kiesrecht
4. Censuskiesrecht

Strijd voor het krijgen van dezelfde rechten als alle andere groepen in de samenleving.

1. Confessionelen
2. Emancipatie
3. Feminisme
4. Racisme

Sleep de tekstvakken A t/m F steeds naar 1 of 2.

Vóór de grondwet van 1848

Ná de grondwet van 1848

De koning mag alles zelf beslissen

De ministers besturen het land

Ministers moeten voor elke beslissing toestemming vragen aan de volksvertegenwoordiging.

Ministers geven advies aan de koning, als de koning daarom vraagt.

De leden van de Tweede Kamer worden gekozen door rijke, mannelijke burgers.

De koning mag ministers ontslaan

Juist of onjuist?
'De meeste feministes waren arbeidersvrouwen.'

1. Juist
2. Onjuist

Wie hebben de controlerende functie? (Mogen de regering controleren)

1. Eerste Kamer
2. Tweede Kamer
3. Tweede Kamer en de Eerste Kamer
4. De koning en beide Kamers

Een invulopdracht over een nieuwe grondwet.

Kies telkens uit de twee mogelijkheden en sleep ze naar de juiste plek.

In het jaar              werd in Nederland een nieuwe grondwet gemaakt.

De opdracht voor de nieuwe grondwet werd gegeven door koning                       .

De nieuwe grondwet was vooral een wens van de                     . 

1848

1852

Willem III

Willem II

Liberalen

Socialisten

Juist of onjuist?
'Het feminisme zette zich voor vrouwenkiesrecht in.'

1. Juist
2. Onjuist

Wat verstaan we onder ministeriële verantwoordelijkheid?

1. Ministers zijn onschendbaar, Koning verantwoordelijk
2. Ministers zijn verantwoordelijk, koning is onschendbaar
3. De Koning krijgt altijd de schuld
4. De koning heeft meer macht dan de ministers

Hoe noemen we Katholieken en Protestanten bij elkaar?

1. Gelovigen
2. Sociaal-Democraten
3. Confessionelen
4. Communisten

Welke vier zuilen zien we hier?

1. Socialisten, liberalen, populisten en katholieken
2. Katholieken, populieren, socialisten en christenen
3. Liberalen, socialisten, protestanten en katholieken
4. Protestanten, katholieken, populisten en provo's

Hoe ontstaat Algemeen Kiesrecht?

1. De arbeiders komen in opstand. De Tweede Kamer wordt gedwongen.
2. Compromis/deal tussen socialisten en confessionelen over de bijzondere scholen en algemeen kiesrecht
3. De vrouwen eisen het op na vele demonstraties.
4. De bevolking werd slimmer en de Conservatieven accepteerden dit.

Hieronder staan drie uitgangspunten van politieke groeperingen rond

1900 en vier groeperingen.

Geef per uitgangspunt aan welke groepering erbij hoort. 

Let op! Er blijft één groepering over.

Ze komen op de arbeiders en willen zorgen voor betere woon-en werkomstandigheden

De Bijbel is de basis voor alle politieke standpunten en ideeën.

De vrijheid van het individu is heel belangrijk en daarom moet de rol

van de overheid beperkt zijn.

confessionelen

feministen

liberalen

socialisten

Waarom kwamen in Europa in 1848 veel mensen in opstand?

1. Ze wilden van een dictatuur naar een monarchie
2. Ze wilden een soort Europese Unie vormen
3. Ze wilden meer te zeggen hebben door een grondwet
4. Ze wilden oorlog door hun nationalisme

Welke macht heeft de regering?

1. De wetgevende
2. De uitvoerende
3. De rechterlijke
4. Alle machten

Geert Wilders stelt kritische vragen aan de minister van Buitenlandse Zaken. Welk recht hoort daarbij?

1. Recht van amendement
2. Recht van Interpellatie
3. Recht van initiatief
4. Recht van motie

Bij welke stroming hoort de SDAP?

1. Liberalen
2. Socialisten
3. Katholieken
4. Protestanten

In welk jaar was er het algemeen vrouwenkiesrecht?

1. 1917
2. 1918
3. 1919
4. 1920

En nu?

Leren voor de toets, tips: 

Lees paragraaf 1.1 tm 1.4 nogmaals. 

Bestudeer de begrippen, personen en de tijdbalk van paragraaf 1.5. 

Maak een samenvatting van paragraaf 1.1 tm 1.5.

Check of je de leerdoelen onder de knie hebt, zet ze in de vragende vorm en geef antwoord. 

Doe lessen in Lesson-Up nogmaals.

Bekijk de filmpjes uit de studiewijzer.