afsluiting 6.2 start 6.3

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Doelen van de herhaalles 

1. De leerling kan de gemiddelde snelheid uitrekenen.
2. De leerling kan de formule van gemiddelde snelheid veranderen en daarmee de afstand of tijd uitrekenen.
3. De leerling kan eenvoudig omrekenen van m/s naar km/h 
4. 
   

wat is de formule om de gemiddelde snelheid te berekenen

1. gemiddelde snelheid= tijd x afstand
2. gemiddelde snelheid= snelheid : afstand
3. gemiddelde snelheid = afstand: tijd
4. gemiddelde snelheid= snelheid:tijd

Loes rent 60 meter in 12 seconden. Wat is haar gemiddelde snelheid in m/s?

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Een skiër legt een afdaling van 5,6 km af in 6 minuten. Bereken zijn gemiddelde snelheid in km/h.

Programma

- Kijk de vragen tot en met 19 na.

- Noteer bij elke vraag wat er (eventueel) misging.

- Maak de paragraaf af ( zie beschikbare tijd)

Wie is sneller:
Piet loopt de 100m in 15 seconden.
Henk loopt de 100m in 20 seconden.

1. Piet
2. Henk
3. even snel

Wie is sneller:
Piet loopt de 100m in 25 seconden.
Henk loopt de 200m in 25 seconden

1. Piet
2. Henk
3. even snel

Wie is sneller:
Piet loopt twee keer zoveel afstand als Henk doet in dezelfde tijd.

1. Piet
2. Henk
3. even snel

Wie is sneller:
Piet loopt twee keer zoveel afstand in 10 minuten als Henk doet in 7 minuten.

1. Piet
2. Henk
3. even snel

Wie is sneller:
Henk en Piet wonen naast elkaar. Henk doet er 8 minuten over om naar dezelfde school te fietsen, Piet doet dat in 6 minuten.

1. Piet
2. Henk
3. even snel

Wie is sneller:
Henk legt 2 kilometer af in 30 minuten, Piet legt 3 kilometer af in 1 uur.

1. Piet
2. Henk
3. even snel

Wie is sneller:
Piet legt 3 kilometer af in 18 minuten, Henk legt 4 kilometer af in 0,3 uur.

1. Piet
2. Henk
3. even snel

Wie is sneller:
Henk legt 2,5 kilometer af in 18 minuten, Piet legt die 5 kilometer af in 0,6 uur.

1. Piet
2. Henk
3. even snel

Dit vind ik het moeilijkst van paragraaf 2

Doelen van de les (2)

1. De leerling kent de 3 soorten bewegingen
2. De leerlingen kan bij elke soort beweging een vt- en een st diagram tekenen.

Programma

- Lees paragraaf 3 (blz 188, 189, 190)

- Maak vraag 24 t/m 27