Les 44.2 - herhaling deel 2

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Lesplanning:

1. Herhaling constructiestralen
2. Oefenopgaven deel 3
3. Herhaling lenzenformule
4. Inzage PO + Oefenopgaven deel 4 maken
5. Afsluiting

Herhaling deel 3  constructiestralen

Twee voorbeeldopgaven en daarna zelf oefenen.

Beeld construeren

Construeer het beeld van pijl AB en teken vervolgens het verdere verloop van de lichtstraal.

Hoe gaan de lichtstralen verder?

Oefenopgaven herhaling

Deel 3 - vraag 9 t/m 16

De opgaven die je niet in de les maakt, kan je thuis maken als voorbereiding op de toets.

Herhaling deel 4
rekenen aan lenzen

De formules

Lenssterkte:

Lenzenformule:

Vergroting:

S(dpt)=​f(m)​​1​​

​f​​1​​=​v​​1​​+​b​​1​​

N=​l​voorwerp​​​​l​beeld​​​​

N=​v​​b​​

De vergroting

Een afbeelding in een beamer heeft een hoogte van 2,4 cm. De afstand van het digibord tot de lens 7,2 m. De afstand in de beamer van de afbeelding tot de lens is 6,0 cm.

Bereken de hoogte van het beeld op het digibord.

Lenzenformule

​f​​1​​=​v​​1​​+​b​​1​​

Met de lenzenformule kun je de brandpuntsafstand (f), de voorwerpafstand (v) of de beeldafstand (b) berekenen als je twee van de drie gegevens hebt.

Welke afstand is de voorwerpafstand?

1. afstand A
2. afstand B
3. afstand C
4. de brandpuntsafstand staat niet aangegeven

Welke afstand is de brandpuntsafstand?

1. afstand A
2. afstand B
3. afstand C
4. de brandpuntsafstand staat niet aangegeven

Als je oog het beeld scherp wil stellen, wat past het dan aan?

1. De voorwerpsafstand
2. De beeldafstand
3. De lenssterkte/ brandpuntsafstand
4. Niks, je moet gewoon geluk hebben

Voorbeeldopgave

Een 6 cm hoge vlam wordt met behulp van een bolle lens op de muur geprojecteerd.

De lens heeft een sterkte van 5 dpt. De afstand tussen de lens en de muur bedraagt 30 cm. Bereken de voorwerpsafstand. 

Inzage PO 
+

Oefenopgaven herhaling

Deel 4 - 17 t/m 20

Welke lens heeft een kleinere brandpuntsafstand?

1. De bovenste lens
2. De onderste lens
3. dat kun je niet zeggen

Lenssterkte S (dpt)

Hiernaast zie je het oog van iemand die

1. bijziend is.
2. verziend is.
3. blind is.
4. oudziend is.

Als je positieve brillenglazen hebt
dan ....

1. ben je bijziend
2. ben je blind
3. ben je verziend
4. heb je een leesbril

Succes met de voorbereiding!

• K&K doornemen
• Opgaven nogmaals maken
• Oefentoets
• Vragen stellen