Voorzetsels voegwoorden en bijwoorden

naar
naar =  zu ( naar personen) Ich gehe zu ihm
naar = nach (richting/ aardrijkskundige naam zonder Lidw)
                    nach links gehen/ nach Frankreich gehen
naar = in     aardrijkskundige namen met lidwoord (in die Schweiz.
naar = in    uitdrukkingen met gebouw.( in die Schule gehen)
naar = an   uitdrukkingen die met water  te maken hebben.  

1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

naar
naar =  zu ( naar personen) Ich gehe zu ihm
naar = nach (richting/ aardrijkskundige naam zonder Lidw)
                    nach links gehen/ nach Frankreich gehen
naar = in     aardrijkskundige namen met lidwoord (in die Schweiz.
naar = in    uitdrukkingen met gebouw.( in die Schule gehen)
naar = an   uitdrukkingen die met water  te maken hebben.  

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

voor/geleden
vor zwei Wochen= twee weken geleden
für dich kaufe ich alles = bestemd voor
Ich kaufe die Wohnung für eine Woche = bepaalde  periode für 10€ kaufe ich es = voor bepaald bedrag

Slide 3 - Diapositive

anders= sonst,anders
Sonst werde ich böse =  in andere gevallen
Ich habe das anders gemacht = op een andere manier

Slide 4 - Diapositive

Toen= als, damals
voegwoord= als = op het moment dat..., in de tijd dat....
bijwoord = damals = vroeger,ooit 
 1 (toen).........was er nog geen trein.  bijwoord
2 (toen).........ik klein was, sprak ik nooit Duits. voegwoord

Slide 5 - Diapositive

wanneer
wann = ALS HET OM TIJD GAAT
wenn = ALS HET OM EEN VOORWAARDE GAAT.

Slide 6 - Diapositive

Melde dich bitte, ...du Zeit hast
A
wann
B
wenn
C
als

Slide 7 - Quiz

Ich weiss nicht .........ich komme
A
wenn
B
als
C
wann

Slide 8 - Quiz

..........Ich 16 Jahre alt war, bin ich in die Schweiz gefahren
A
wenn
B
wann
C
als

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

DANN/ DENN    omdat
DANN= DAARNA/ KLEMTOON      Ah dann verstehe ich es !!!
DENN = JE GAAT DE BETROKKENHEID AAN; WAS HATTEST DU DENN ERWARTET


weil= omdat  Ich komme nicht, weil ich keine Lust habe( persoonsvorm achteraan)
denn= omdat, want Ich komme nicht, denn ich habe keine Lust (persoonsvorm bij het onderwerp)

Slide 11 - Diapositive

das dass es     aber,sondern,nur
das Lied    = lidwoord
Ich denke, dass.....  = voegwoord
Ich kenne das Buch. Ich kenne es = persoonlijkvnw (slaat terug op zelfst naamwoord (het boek)
nur = slechts  Es kostet nur 2€
Sondern = tegenstelling Nicht weiss, sondern schwarz
aber       = beperking Es ist früh aber nicht zu früh

Slide 12 - Diapositive