Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat heeft CO2 te maken met het broeikaseffect?
Slide 2 - Question ouverte
Wat is het verschil tussen de lichtblauwe gebieden en de donkerblauwe gebieden op de kaart?
A
De lichtblauwe gebieden liggen beneden NAP, de donkerblauwe gebieden liggen boven NAP.
B
De lichtblauwe gebieden liggen boven NAP, de donkerblauwe gebieden liggen beneden NAP.
C
De lichtblauwe gebieden zijn veengronden, de donkerblauwe gebieden zijn aardgasvelden.
D
De lichtblauwe gebieden zijn aardgasvelden, de donkerblauwe gebieden zijn veengronden
Slide 3 - Quiz
Hoe heet de organisatie die zorgt voor waterveiligheid, waterzuivering en genoeg zoet water?
A
Het waterland
B
Het waterschap
C
De afsluitdijk
D
Het ministerie van waterzaken
Slide 4 - Quiz
Terugblik: Sleep het begrip naar de juiste uitleg!
Zeespiegel
stijging
Relatieve zeespiegel
stijging
Veen
De combinatie van de absolute zeespiegelstijging en het effect van de bodemdaling
Grondsoort die bestaat uit (half) vergane plantenresten
De stijging van de gemiddelde hoogte van het zeewater.
Slide 5 - Question de remorquage
Waarom is leven op aarde niet mogelijk zonder broeikaseffect?
Slide 6 - Question ouverte
Welke maatregel zie je hier?
A
Uiterwaard afgraven
B
Nevengeul
C
Dijkverlegging
D
Dijkverbetering
Slide 7 - Quiz
Winterdijk
Zomerdijk
Uiterwaard
Kribben
Komgronden
Oeverwal
Slide 8 - Question de remorquage
In Nederland wordt zandsuppletie toegepast. Waarom?
A
Om daar waar de bodem in Nederland daalt, de bodem op te hogen.
B
Om dijken langs de rivieren te versterken.
C
Om de stukken land tussen de winterdijken en de rivieren op te hogen.
D
Om stranden en duinen langs de kust te versterken.
Slide 9 - Quiz
Welke 2 zinnen zijn goed?
A
Het gevaar voor verzilting in Nederland is vooral groot als in de zomer weinig water door de rivieren naar zee stroomt.
B
Een van de oorzaken van bodemdaling in Nederland is de winning van delfstoffen.
C
In Nederland wordt de meeste energie opgewekt door het verbranden van biomassa.
D
Hydro-elektriciteit speelt in Nederland geen rol.
Slide 10 - Quiz
Aardgas, aardolie en steenkool noemen we ook wel:
A
Chemische brandstoffen
B
Kern brandstoffen
C
Fossiele brandstoffen
D
Natuurrijke brandstoffen
Slide 11 - Quiz
Wat is duurzaamheid?
A
Producten vernieuwen voor volgende generaties
B
Producten zoveel mogelijk recyclen voor volgende generaties
C
Milieu zo min mogelijk schaden voor volgende generaties
D
Broeikasgassen zoveel mogelijk terugdringen
Slide 12 - Quiz
Windenergie is vernieuwbaar.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
Biomassa levert gas op. Als we dit gas verbranden, komt toch CO2 vrij. Waarom noemen we dit dan toch 'groen gas'?
A
De CO2 die bij groen gas
vrijkomt, is eerder al door
planten uit de lucht gehaald.
B
De naam groen gras slaat op de kleur van plantenafval, verder is dit gas niet duurzaam.
C
Omdat bij gas van biomassa alleen maar waterstofgas vrijkomt.
D
We noemen dit groen gas omdat het ervoor zorgt dat we minder afval hebben.
Slide 14 - Quiz
Duurzame energiebronnen
Fossiele brandstoffen
Slide 15 - Question de remorquage
Hieronder staan vier energiebronnen die in Nederland worden gebruikt. Zet ze in de volgorde van de energiebron die het meeste gebruikt wordt, tot de energiebron die het minste wordt gebruikt.
1= meest gebruikt, 4= minst gebruikt
1
2
3
4
Biomassa
Fossiele brandstoffen
Windenergie
Zonne-energie
Slide 16 - Question de remorquage
Welke uitspraken zijn juist?
A
Bij de uitademing van planten en dieren wordt CO2 uit de lucht opgenomen.
B
Bij de fotosynthese wordt zuurstof in de atmosfeer gebracht.
C
Door het verbranden van fossiele brandstoffen komt er CO2 in de lucht.
D
Door kalkvorming wordt koolstof opgeslagen.
Slide 17 - Quiz
Door de klimaatverandering in Nederland wordt het neerslagregiem
A
regelmatiger
B
onregelmatiger
Slide 18 - Quiz
Klimaatverandering zorgt in Nederland vaker voor een piekafvoer
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quiz
Meer droogte in de zomer is in Nederland ook een gevolg van klimaatverandering.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quiz
In het verleden is het klimaat regelmatig veranderd. Wat is er bijzonder aan de huidige klimaatverandering?
A
De gletsjers in gebergten de Alpen smelten.
B
De mens is ook een oorzaak van de klimaatverandering.
C
De temperatuur stijgt alleen op gematigde breedte. Rond de polen en de evenaar niet
D
De temperatuurstijging is veel groter dan die in het verleden is geweest.
Slide 21 - Quiz
Schrijf de letter(s) op van de zinn(en) die goed zijn (is). 1 In Nederland wordt al zo veel windenergie opgewekt, dat er niet nog meer windenergie kan worden opgewekt. 2 Recycling is een vorm van duurzaam gebruik. 3 Wereldwijd neemt het gebruik van fossiele brandstoffen al af. 4 Windenergie wordt vooral in het westen van Nederland opgewekt.
A
1-2
B
3-4
C
1-3
D
2-4
Slide 22 - Quiz
Verdamping
Condensatie
Neerslag
Afstroming
Warmte
Slide 23 - Question de remorquage
Welke maatregel zie je hier?
A
Uiterwaard afgraven
B
Nevengeul
C
Dijkverlegging
D
Dijkverbetering
Slide 24 - Quiz
Welke maatregel van ruimte voor de rivier zie je hier?
A
Obstakelverwijdering
B
Ontpoldering
C
Dijkverhoging
D
Kribverlaging
Slide 25 - Quiz
Welke maatregel van ruimte voor de rivier zie je hier?
A
Ontpoldering
B
Aanleg nevengeul
C
Dijkverhoging
D
Kribverlaging
Slide 26 - Quiz
Welk getal geeft de zomerdijk aan?
A
2
B
3
C
4
D
1
Slide 27 - Quiz
Welk getal geeft 'buitendijks aan'?
A
5
B
6
Slide 28 - Quiz
Sleep de oplossingen om de rivier de ruimte te geven op de juiste plaats.
Dijkverhoging
Dijkverlegging
Nevengeul
Uiterwaardverlaging
Kribverlaging
Slide 29 - Question de remorquage
Hoe ontstaat een hitte-eiland?
A
Vergroening
B
Verstening
C
Verzilting
D
Verdamping
Slide 30 - Quiz
Is het broeikaseffect een verschijnsel wat van nature voorkomt op aarde?