Vijfde les: 2.4 Verslag en notulen + spelling

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Wat gaan we deze les doen?(1)

• Van wie krijg ik het schrijfplan + tekst?
• Niks ontvangen = geen toets!
• AFSPRAKEN!

Wat gaan we deze les doen?(2)

• Herhalen werkwoordspelling + voltooid deelwoord erbij
• Herhalen: schrijfplan/indeling van een tekst
• Theorie Schrijven 2F hoofdstuk 2. 4 Verslag en notulen
• Oefenen met opdrachten over hoe je een goed verslag schrijft.
• Zelf aan de slag met opdracht 3 uit Nu Nederlands = inleveren!

Lesdoelen

• Je leert van je werkwoordspellingsfouten.
• Je weet wat notulen zijn.
• Je kunt notuleren.
• Je weet aan welke eisen een verslag moet voldoen.

werkwoordspelling

1. Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
2. Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis.

werkwoordspelling

1. Wij zijn verhuisd.
2. Wij zijn verhuist.

werkwoordspelling

1. Gisteren verhuisden we naar Groningen.
2. Gisteren verhuisten we naar Groningen.

werkwoordspelling

1. Hij bediend.
2. Hij bedient.

werkwoordspelling

1. Het hout is opgebrandt.
2. Het hout is opgebrand.
3. Het hout is opgebrant.

werkwoordspelling

1. De oude man verstuurt de brief.
2. De oude man verstuurd de brief.

werkwoordspelling

1. Hij onthoud.
2. Hij onthoudt.

werkwoordspelling

1. Gisteren verhuisden we naar Waalwijk.
2. Gisteren verhuisten we naar Sprang-Capelle.
3. Gisteren zijn we naar Drunen verhuisd.
4. Gisteren zijn we naar Rotterdam verhuist.

werkwoordspelling

1. Hij onthoud alles.
2. Hij onthoudt alles.

werkwoordspelling

1. Het hout is opgebrandt.
2. Het hout is opgebrand.

werkwoordspelling

1. Hij heeft de boel belazerd
2. Hij heeft de boel belazert

Wat is het nut van een schrijfplan?

1. Dan dwaal je niet af.
2. Je geeft antwoord op de 5W's en H-vraag.
3. Je maakt dan een goede indeling van de tekst.
4. Je kunt beter nadenken over je tekstdoel en publiek.

Voordat je begint met schrijven, denk je na over de inhoud van je verslag. Je kunt hiervoor gebruikmaken van de 5 W-vragen en 1 H-vraag: 

wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe? 

5W+1H

Vraag

De vis

Kop

Romp

Staart

De indeling van het verslag.

De vis: de titel in de bovenste vin. Verdeling in kop, lijf en staart.

schrijfschema

Titel

Inleiding

Kern

Slot

Bijvoorbeeld 'Mijn stageverslag'

Introductie van het onderwerp

Een samenvatting of een conclusie.

Je vertelt verschillende dingen over het onderwerp

1. Welke zinnen zijn niet zakelijk genoeg?
2. Welke zinnen bevatten onnodige informatie?
3. Wat is er nog meer niet goed?

Je wilt een leesbaar verslag schrijven. Hoe doe je dat?

Je wilt een leesbaar verslag schrijven. Hoe doe je dat? (1)

1. Begin niet elke zin hetzelfde. Bijvoorbeeld niet elke keer meer het onderwerp beginnen.

Dus niet:

Ik ben op school. Ik maak huiswerk. Ik ga zo een broodje eten.

Gebruik voegwoorden! Begin eens met een  ander zinsdeel.

Je wilt een leesbaar verslag schrijven. Hoe doe je dat? (2) 

2.  Je tekst is duidelijk geformuleerd:

• Je kiest dus de goede woorden.
• Je zinnen hebben een duidelijk begin (hoofdletter) en een punt aan het eind.
• Je zinnen zijn niet te lang (2F = max. 20 woorden).
• Je maakt alinea's (inleiding, middenstuk en slot)

TAALVERZORGING: punt, vraagteken en uitroepteken zijn op de juiste manier gebruikt.

1. ja
2. nee

Je wilt een leesbaar verslag schrijven. Hoe doe je dat? (3) 

Herschrijf:
Ik ben op school. Ik maak huiswerk. Ik ga zo een broodje eten.

TAALVERZORGING: elke zin begint met een hoofdletter.

1. ja
2. nee

TAALVERZORGING: punt, vraagteken en uitroepteken zijn op de juiste manier gebruikt.

1. ja
2. nee

Schrijf je dit met een hoofdletter?
amerikaanse

1. ja
2. nee

Schrijf je dit met een hoofdletter?
burgemeester

1. ja
2. nee

Schrijf je dit met een hoofdletter?
februari

1. ja
2. nee

Schrijf je dit met een hoofdletter?
de heer f. vonk

1. ja
2. nee

Schrijf je dit met een hoofdletter?
groningen

1. ja
2. nee

Schrijf je dit met een hoofdletter?
moslim

1. ja
2. nee

Schrijf je dit met een hoofdletter?
russische man

1. ja
2. nee

Schrijf je dit met een hoofdletter?
suikerfeest

1. ja
2. nee

Schrijf je dit met een hoofdletter?
god

1. ja
2. nee

Schrijf je VAN met een hoofdletter?
meneer van Dam

1. ja
2. nee

Wat hebben we gedaan?

• Herhalen werkwoordspelling + voltooid deelwoord erbij
• Herhalen: schrijfplan/indeling van een tekst
• Theorie Schrijven 2F hoofdstuk 2. 4 Verslag en notulen
• Oefenen met opdrachten over hoe je een goed verslag schrijft.

Zelf aan de slag met 2.4: opdracht 3 uit Nu Nederlands = inleveren!