Ontwikkelingspsychologie

Ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie bestudeert natuurlijke en opeenvolgende veranderingen in het menselijk leven vanaf de conceptie (bevruchting).
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
WelzijnMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie bestudeert natuurlijke en opeenvolgende veranderingen in het menselijk leven vanaf de conceptie (bevruchting).

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ontwikkelingspsychologie

Ontwikkeling wordt beschreven in ontwikkelingsfasen:
  • babyfase 0 – 1,5 jaar
  • peuterfase 1,5 – 4e verjaardag (dreumes = jonge peuter)
  • kleuterfase 4 – 6/7 jaar (groep 1/2)
  • jonge schoolkind 7 – 9 jaar
  • oudere schoolkind (prepuberteit) 10 – 12 jaar
  • puberteit 13 - 16 jaar
  • adolescentie 17 - 21 jaar




Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heeft een kind nodig om zich te kunnen ontwikkelen?

Slide 4 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Basis van ontwikkeling
  1. Uitnodigende en uitdagende omgeving 
  2. Mogelijkheden tot onderzoeken en experimenteren
  3. Interactie
  4. Samen spelen
  5. Zelfvertrouwen
  6. Eigenwaarde
  7. Emotionele en fysieke veiligheid

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welke gebieden kan een kind zich ontwikkelen?

Slide 6 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

De ontwikkeling van het kind
  • Lichamelijke en motorische ontwikkeling
  • zintuiglijke ontwikkeling
  • cognitieve ontwikkeling
  • sociaal- emotionele ontwikkeling
  • morele ontwikkeling
  • seksuele ontwikkeling

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Motorische ontwikkeling
Dit noemen we ook wel de lichamelijke ontwikkeling van het kind. De groei, maar vooral de motoriek. Een baby leert draaien, zwaaien en kruipen en een peuter leert een bal vangen, springen en fietsen op een driewieler. Allemaal activiteiten waarbij de motoriek wordt gestimuleerd.
Hierin onderscheiden we 2 typen motoriek. Namelijk de grove motoriek en de fijne motoriek.

Slide 9 - Diapositive

Wat verstaan we onder de grove motoriek?
De grove motoriek heeft alles te maken met grote bewegingen. Denk daarbij aan kruipen, rennen, huppelen, fietsen en zwemmen.
Wat is dan de fijne motoriek?
Dit zijn voornamelijk de kleine bewegingen zoals een baby die speelgoed leert grijpen, een peuter die een potlood leert vasthouden in een pengreep of een kleuter die netjes op het lijntje leert knippen.
Wat hoort er bij de fijne motoriek en wat hoort bij de grove motoriek?
Fijne motoriek
Grove motoriek

Slide 10 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke activiteiten horen bij de fijne motoriek?
A
een stukje speelgoed vastpakken
B
hoofdje optillen
C
een blokje in een doosje doen
D
een lepeltje naar de mond brengen

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke volgorde is juist?
A
rollen - kruipen - lopen- zitten
B
hoofd optillen - zitten - lopen - kruipen
C
op de zij rollen - zitten - kruipen - lopen
D
op de zij rollen- hoofd optillen- lopen - zitten

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zintuiglijke ontwikkeling
Het woord zegt het al. Deze ontwikkeling staat in het teken van de zintuigen. Horen, voelen, zien, ruiken en proeven.  De zintuiglijke ontwikkeling is een onderdeel van de lichamelijke ontwikkeling en wordt ook wel sensorische ontwikkeling genoemd.

Slide 13 - Diapositive

Dit is de reden waarom baby’s alles in hun mondje stoppen. Ze leren wat objecten zijn door dit op een zintuiglijke manier te verwerken. In iedere leeftijdsfase kan je verschillende activiteiten aanbieden voor de zintuiglijke ontwikkeling. Wat zie je? Wat ruik je? Hoe voelt dat? Door de zintuigen te prikkelen doet een kind ervaringen op waardoor hij of zij zich ontwikkelt.
Cognitieve ontwikkeling
De cognitieve ontwikkeling heeft alles te maken met het ontwikkelen van het denkvermogen. Het leren begrijpen en onthouden, maar ook het redeneren. We noemen dit ook wel de ontwikkeling van de intellectuele vaardigheden en intelligentie. 

Slide 14 - Diapositive

Hieronder valt ook de taal- en spraakontwikkeling.
Bij kleine kinderen kun je  denken aan het onthouden van liedjes of rijmpjes. Bij de oudere peuters staan de 'waarom?'-vragen centraal. Ze stellen veel vragen om hun begrip te vergroten. En het oudere kind ontwikkelt zich in taal, rekenen en in hun algemene kennis.

Een onderdeel van de cognitieve ontwikkeling is de creatieve ontwikkeling. Deze ontwikkeling wordt voornamelijk op kinderopvangcentra gestimuleerd. De vele werkjes, knutsels en
tekeningen stimuleert de creativiteit van het kind. 

Slide 15 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Kleuters hebben weinig fantasie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Sociaal/emotionele ontwikkeling
De sociaal-emotionele ontwikkeling houdt onder andere het aanleren van sociale vaardigheden in, maar ook het ontwikkelen van de persoonlijkheid en het gevoelsleven van het kind. Het leren omgaan met andere mensen is hier een groot onderdeel van.

Slide 17 - Diapositive

De emotionele ontwikkeling wil zeggen dat het kind leert om de gevoelens van zichzelf en anderen te begrijpen en om daar goed mee om te gaan.

Slide 18 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Morele ontwikkeling
De morele ontwikkeling is de ontwikkeling van het besef van goed en kwaad. Het begrijpen van normen en waarden.
Het wordt ook wel de gewetensontwikkeling genoemd.

De morele ontwikkeling verschilt per leeftijdsfase.

Slide 19 - Diapositive

De drie stadia die worden onderscheiden volgens Kohlberg (1969) in de morele ontwikkeling zijn (de leeftijden zijn een indicatie):
Pre-conventioneel stadium (0 tot 10 jaar);
Conventioneel stadium (10 tot 18 jaar)
Post-conventioneel stadium (vanaf 18 jaar)

Slide 20 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Een peuter beseft wat goed en fout is
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Seksuele ontwikkeling
De seksuele ontwikkeling is de ontwikkeling van de bewustwording van het eigen lichaam en de ontwikkeling van  seksueel gedrag, seksuele gevoelens (zoals verlangen, verliefd zijn, opgewonden zijn en orgasmes) en de ontwikkeling van de seksuele oriëntatie.

Slide 22 - Diapositive

De kleuterperiode kenmerkt zich als ontdekkingsfase. Kleuters worden zich bewust van de verschillen en overeenkomsten tussen meisjes en jongens. Ook ontdekken zij hun eigen lichaam, het lichaam van anderen en weten zij hoe de geslachtsdelen heten. Soms willen zij graag hun geslachtsdeel laten zien of zitten hier in het openbaar aan. Kleuters zijn erg geïnteresseerd in waar baby’s vandaan komen.
Jonge schoolkinderen moet je pas seksuele voorlichting geven als zij zelf vragen stellen over het thema
Oneens
Eens

Slide 23 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opgroeien in armoede
Erfelijke aandoening 
Gescheiden ouders
Problemen in het gezin 
Dyslexie
Verstandelijke beperking 
Interne factor 
Externe factor 

Slide 25 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Je observeert kindje A. Er vallen je de volgende dingen op tijdens het spelen: valt vaak, maakt ongecontroleerde bewegingen, heeft een gebrekkige coördinatie. Onder welk ontwikkelingsgebied vallen deze signalen?
A
Sociale ontwikkeling
B
Seksuele ontwikkeling
C
Emotionele ontwikkeling
D
Motorische ontwikkeling

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Risicofactoren voor de ontwikkeling van het kind kunnen liggen op drie gebieden; kind, ouder(s) en/of gezin en omgeving. Welke risicofactor is op het niveau van het kind?
A
Echtscheiding ouders
B
Moeilijk temperament
C
Werkloosheid
D
Armoede

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Risicofactoren voor de ontwikkeling van het kind kunnen liggen op drie gebieden; kind, ouder(s) en/of gezin en omgeving. Welke risicofactor is op het niveau van de omgeving?
A
Wonen in een achterstandsbuurt
B
Verslavingsproblemen ouders
C
Verstandelijke beperking
D
Taalachterstand

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Risicofactoren voor de ontwikkeling van het kind kunnen liggen op drie gebieden; kind, ouder(s) en/of gezin en omgeving. Welke risicofactor is op het niveau van de ouders/gezin?
A
Laag geboortegewicht
B
Kind is vaak ziek
C
Huwelijksproblemen
D
Weinig steun van familie

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions