Zinsdelen en woordsoorten 4 nov.21
1 / 28
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Deze serie
heb
ik
al drie keer
gezien.
Slide 6 - Question de remorquage
Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Ik
heb
nieuwe schaatsen
op Marktplaats
gekocht.
Slide 7 - Question de remorquage
Zinsontleding
pv/wg
o
lv
MW
Op woensdagmiddag
pas
ik
altijd
op
mijn buurmeisje.
Slide 8 - Question de remorquage
Wat hoort er bij zinsontleding/ woordsoorten?
lidwoord
werkwoord
persoonsvorm
voorzetsel
werkwoordelijk gezegde
zinsontleding
woordsoorten benoemen
Slide 9 - Question de remorquage
Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Hij
pakte
het dikke boek
uit de boekenkast.
Slide 10 - Question de remorquage
zinsontleding
Fieke
voor haar opa
had
geschreven.
een mooi gedicht
Slide 11 - Question de remorquage
Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Ik
heb
deze lockdown
zeven series
gezien.
Slide 12 - Question de remorquage
Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Zij
kocht
gisteren
een taart
voor haar moeder.
Slide 13 - Question de remorquage
Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Op straat
heb
ik
een portemonnee
gevonden.
Slide 14 - Question de remorquage
Slide 15 - Diapositive
Wat hoort bij woordbenoemen?
A
Zinsdelen
B
Onderwerp
C
Voorzetsel
D
Werkwoordelijk gezegde
Slide 16 - Quiz
Wat is een voornaamwoord?
A
Een woord dat verwijst naar dingen.
B
Een woord dat verwijst naar personen, dieren of dingen.
C
Eerste persoon, tweede persoon, derde persoon etc.
D
Hetzelfde als rangtelwoorden
Slide 17 - Quiz
Een bezittelijk voornaamwoord ...
A
zegt iets over een werkwoord
B
geeft aan wie iets doet
C
geeft aan hoe iemand zich voelt
D
geeft aan van wie iets is
Slide 18 - Quiz
Als een voornaamwoord achter het bezit staat is het een persoonlijk voornaamwoord.
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quiz
'WAT' kan een vragend voornaamwoord zijn en een onbepaald voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
Ik heb ze van Madelon geleend.
het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze
Slide 21 - Quiz
Wat is geen wederkerend voornaamwoord?
A
me
B
haar
C
je
D
zich
Slide 22 - Quiz
Onbepaald voornaamwoord:
A
daar
B
wie
C
verder
D
men
Slide 23 - Quiz
Bezittelijke voornaamwoorden kunnen er hetzelfde uitzien als persoonlijke voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quiz
'Je' kan persoonlijk voornaamwoord zijn, maar ook bezittelijk voornaamwoord.
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quiz
Kun je een aanwijzend voornaamwoord, een vragend voornaamwoord en een onbepaald voornaamwoord in één zin hebben?
A
Jazeker
B
Nooit!
Slide 26 - Quiz
Wat is geen
vragend voornaamwoord?
vragend voornaamwoord?
A
wie
B
wat
C
welke
D
hoe
