Ontleden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Wat moet je weten en kunnen?

• een zin in zinsdelen verdelen
• het werkwoordelijk gezegde in een zin benoemen
• het naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen
• het onderwerp in een zin vinden/benoemen
• het lijdend voorwep kunnen vinden/benoemen
• het meewerkend voorwerp kunnen vinden/benoemen
• de bijwoordelijke bepalingen kunnen vinden/benoemen

Lever de blaadjes over vijf minuten bij mij in!
Het WWG is:

1. de blaadjes
2. er is geen WWG
3. lever in
4. lever

Elke ouder probeert zijn kinderen goed op te voeden
Het WWG is 'voeden'

1. waar
2. niet waar

Alle werkwoorden in de zin noem je samen:

1. het onderwerp
2. het naamwoordelijk gezegde
3. het werkwoordelijk gezegde
4. het werkend voorwerp

Joyce lijkt erg slim.

1. WWG
2. NWG

De panda heeft een zachte vacht.

1. WWG
2. NWG

Dat concert in het Sportpaleis blijkt erg goed te zijn.

1. WWG
2. NWG

De zon is aan het schijnen.

1. WWG
2. NWG

https:

Het bekijken van de fragmenten duurde mij gisteren te lang.
Het OND is:

1. mij
2. het bekijken
3. het bekijken van de fragmenten
4. gisteren

Beschermen Nederlanders hun huid altijd tegen de zon?
Het OND is:

1. beschermen
2. hun huid
3. de zon
4. Nederlanders

Gooi je pen nooit door het lokaal!
Het OND is:

1. je
2. er is geen onderwerp
3. pen
4. het lokaal

De buschauffeur wacht geduldig op de treinreizigers
Het OND is:

1. wacht
2. de treinreizigers
3. de buschauffeur
4. de treinreizigers

Ben jij nog boos geweest op je ouders?
Het OND is 'je ouders'

1. waar
2. niet waar

Voor het LV moet je de volgende vraag stellen:

1. WWG+OND?
2. Wie (of wat)+WWG?
3. Wat (of wie)+WWG+OND
4. iets anders

Over een week krijgen jullie het cijfer
Het LV is 'het cijfer'

1. waar
2. niet waar

De jongen geeft zijn moeder een bos bloemen voor haar verjaardag
het LV is:

1. een bos bloemen
2. zijn moeder
3. de jongen
4. haar verjaardag

De kinderen sturen brieven naar hun opa's en oma's
Het LV is:

1. de kinderen
2. brieven
3. naar
4. hun opa's en oma's

Mijn moeder heeft mijn oma een nieuwe jas gegeven.
mijn oma =

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

Wat is in de volgende zin het meewerkend voorwerp?
De postbezorger overhandigde de klant de bestelling

1. De postbezorger
2. De klant
3. De bestelling
4. Er is geen meewerkend voorwerp

Gisteren heeft de directeur een lezing gehouden.
gisteren =

1. onderwerp
2. meewerkend voorwerp
3. lijdend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

Alles oefenen ontleden?

https://www.taal-oefenen.nl/taal-groep-8/zinsontleding