Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
NEDERLANDS
Meervoud
Slide 1 - Diapositive
Terugblik
Langermaak woord?
Slide 2 - Diapositive
Welk woord is een langermaakwoord?
A
draai
B
brood
C
verwondering
D
kegel
Slide 3 - Quiz
Welk woord hoort bij deze categorie?
langermaakwoord
A
peer
B
land
C
etui
D
beker
Slide 4 - Quiz
-d
-t
Sleep het plaatje naar het goede vak.
Maak het woord eerst langer.
Slide 5 - Question de remorquage
d of t aan het eind? armban... Schrijf het hele woord op.
Slide 6 - Question ouverte
d of t aan het eind? gezon... Schrijf het hele woord op.
Slide 7 - Question ouverte
d of t aan het eind? gebi... Schrijf het hele woord op.
Slide 8 - Question ouverte
apps.noordhoff.nl
Slide 9 - Lien
Woorden op -f krijgen in het meervoud altijd een -v.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quiz
Maak het meervoud van dief
Slide 11 - Question ouverte
DOEL
- je kunt meervouden op -en correct spellen
spelling: meervoud
Slide 12 - Diapositive
Meervoud in het Nederlands
Veel zelfstandige naamwoorden worden in het Nederlands gevormd door -en.
Maar het meervoud -s komt ook vaak voor.
Slide 13 - Diapositive
MEERVOUDEN
Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en
lamp - lampen
mes - messen
weg - wegen
kaas - kazen
Slide 14 - Diapositive
Bal - ballen
Enkelvoud: Eindigt een woord op één klinker en één medeklinker?
Meervoud: Dan verdubbelt de medeklinker.
Slide 15 - Diapositive
Aap - apen
Enkelvoud: Eindigt een woord op twee klinkers en een medeklinker?
Meervoud: Er valt een klinker weg.
Slide 16 - Diapositive
Wat is het meervoud van aap?
A
aapen
B
apen
C
appen
D
aapje
Slide 17 - Quiz
Wat is het meervoud van bal?
Slide 18 - Question ouverte
Wat is het enkelvoud van schapen?
Slide 19 - Question ouverte
Wat is het enkelvoud van slapen?
Slide 20 - Question ouverte
Wat is het meervoud van: het pak
Slide 21 - Question ouverte
Wat is het meervoud van: de haak
Slide 22 - Question ouverte
A
tomaat
B
tomaten
Slide 23 - Quiz
A
peer
B
peren
Slide 24 - Quiz
A
peer
B
peren
Slide 25 - Quiz
A
banaan
B
bananen
Slide 26 - Quiz
De s>z en de f>v
woorden die eindigen -s of -f
in het meervoud meestal s>z f>v
wens: wensen kaars:kaarsen
grens: grenzen laars: laarzen
fotograaf: fotografen filosoof: filosofen
staaf: staven sluis: sluizen
Slide 27 - Diapositive
(4) Bij zelfstandige naamwoorden die in het enkelvoud eindigen op een s of een f, moet je die letters in het meervoud vaak (maar niet altijd!) veranderen in een z of een v.
Slide 28 - Question ouverte
noem 2 woorden die in meervoud eindigen op -s
Slide 29 - Question ouverte
schrijf het meervoud op van: dief, poes, druif, huis en vrouw