Thema 2 Organen en cellen oefentoets

Wat is nummer 1?
A
Celwand
B
Cytoplasma
C
Vacuole
D
Celmembraan
1 / 28
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat is nummer 1?
A
Celwand
B
Cytoplasma
C
Vacuole
D
Celmembraan

Slide 1 - Quiz

Je kunt chromosomen nooit zien.
A
Waar, zelfs onder een microscoop niet.
B
Niet waar, want je ziet ze als een cel zich gaat delen.

Slide 2 - Quiz

Chromosomen bestaan voor een groot deel uit de stof DNA
DNA is verbonden met?
A
Basen paren
B
Gen
C
Allelen paren
D
Chromosomen

Slide 3 - Quiz

Wat is nummer 6?
A
Celkern
B
Celmembraan
C
Voedingsvacuole
D
Cytoplasma

Slide 4 - Quiz

Deze cellen zorgen voor groei en herstel.
A
Gespecialiseerde cellen
B
Stamcellen
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 5 - Quiz

Wat is nummer 2?
A
Cytoplasma
B
Celwand
C
Celmembraan
D
Celkern

Slide 6 - Quiz

Welk deel is een orgaan?
A
Hoofd
B
Skelet
C
Tong
D
Wimpers

Slide 7 - Quiz

Wat is nummer 3?
A
Vacuole
B
Plastiden
C
Cytoplasma
D
Celmembraan

Slide 8 - Quiz

Je ziet hier?
A
Een dochter cel en een moeder cel
B
Twee dochtercellen
C
Twee moeder cellen
D
Twee plastiden

Slide 9 - Quiz

Zijn dit allemaal erfelijke eigenschappen?
A
Ja zeker
B
Nee helemaal niet
C
1 en 3 wel, 2 niet
D
1 en 2 wel, 3 niet

Slide 10 - Quiz

In de stengel van een plant kunnen bladgroenkorrels zitten.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz


Het aantal chromosomen in de cel van de rups en van de vlinder
A
van de rups minder dan van de vlinder
B
van de rups meer dan van de vlinder
C
van de rups hetzelfde aantal als van de vlinder
D
een rups of vlinder heeft geen chromosomen

Slide 12 - Quiz

Welke erfelijke informatie (DNA) hebben de nieuwe dochtercellen van een mens?
A
De helft van de moedercel
B
Geheel nieuw DNA anders dan de moedercel
C
Precies hetzelfde DNA als de moedercel
D
de helft van de moedercel en de helft van de vadercel

Slide 13 - Quiz

Wat is de eerste stap bij celdeling?
A
Cytoplasma aanmaken
B
Chromosomen kopiëren
C
De cel delen
D
dochtercellen maken

Slide 14 - Quiz

Hoeveel chromosomen
heeft een dochtercel van een mens?
A
46
B
23
C
48
D
24

Slide 15 - Quiz

2 Leerlingen doen een uitspraak over celdeling
Koen zegt: Alle dochtercellen hebben na een gewone celdeling dezelfde informatie

Joost zegt: Alle dochtercellen hebben dezelfde informatie als de moedercel

A
Alleen Koen heeft gelijk
B
Alleen Joost heeft gelijk
C
Koen en Joost hebben beiden gelijk
D
Koen en Joost hebben beide geen gelijk

Slide 16 - Quiz

Bij celdeling is de juiste volgorde:
A
celdeling - dochtercellen - plasmagroei - kerndeling
B
dochtercellen - plasmagroei - kerndeling - celdeling
C
kerndeling - celdeling - dochtercellen - plasmagroei
D
Cellen delen niet

Slide 17 - Quiz

Welke van de volgende organen behoort tot het verteringsstelsel?
A
het hart
B
de holle ader
C
de lever
D
het ruggenmerg

Slide 18 - Quiz


Wat bevindt zich in de celkern?
A
De belangrijkste eiwitten
B
Bladgroenkorrel
C
DNA
D
Vacuole

Slide 19 - Quiz

WAT IS CELMEMBRAAM
A
STEVIG LAAGJE OM DE CEL HEEN
B
DIKKE VLOEISTOF DIE BESTAAT UIT WATER MET OPGELOSTE STOFFEN
C
REGELT ALLES WAT IN DE CEL GEBEURT
D
STEVIG LAAGJE OM DE CELWAND

Slide 20 - Quiz

In veel cellen zit een celkern, de functie van deze celkern is:
A
zorgen voor stevigheid
B
zorgen voor fotosynthese
C
regelen van alles wat er in de cel gebeurt
D
zorgen voor transport

Slide 21 - Quiz

DIERLIJKE EN PLANTAARDIGE CELLEN HEBBEN CELKERN
A
WAAR
B
NEE ALLEEN PLANTAARDIGE CELLEN
C
NEE ALLEEN DIERLIJKE CELLEN
D
ALLEBEID NIET

Slide 22 - Quiz

PLANTAARDIGE CELLEN HEBBEN DELEN DIE DIERLIJKE CELLEN NIET HEBBEN. Welke?
A
VACUOLE, PLASTIDEN, CELKERN
B
VACUOLE, PLASTIDEN, CELWAND
C
VACUOLE, CELWAND, CELMEMBRAAM
D
VACUOLE, CELMEMBRAAM, CELWAND

Slide 23 - Quiz

DE 4 BASEN VORMEN PAREN MET
A
A MET C EN T MET G
B
A MET G EN T MET C
C
A MET T EN C MET G

Slide 24 - Quiz

VOLGENS PIM KUN JE IN DE CELLEN VAN HET SPERMA VAN DE STIER CHROMOSOMEN ZIEN. HEEFT HIJ GELIJK?
A
JA WANT CHROMOSOMEN ZIJN ALTIJD ZICHTBAAR
B
JA WANT DE CELLEN IN HET SPERMA VAN DE STIER HEBBEN CHROMOSOMEN
C
NEE WANT CHROMOSOMEN ZIJN ALLEEN ZICHTBAAR ALS DE CEL DEELT
D
NEE WANT DE CELLENIN HET SPERMA VAN DE STIER HEBBEN GEEN CHROMOSOMEN

Slide 25 - Quiz

BABY’S VAN MOEDERS DIE VEEL ROKEN EN DRINKEN, WORDEN VAAK GEBOREN MET EEN LAGER LICHAAMSGEWICHT DAN ANDERE BABY’S
A
DIT LAGERE LICHAAMSGEWICHT IS EEN ERFELIJKES EIGENSCHAP
B
DIT IS GEEN ERFELIJKE EIGENSCHAP

Slide 26 - Quiz

Wat is de functie van stengels
A
transport van stoffen
B
stevigheid geven aan de plant
C
transport en stevigheid
D
water opnemen

Slide 27 - Quiz

Wat is de middenrif
A

Slide 28 - Quiz