Paragraaf 2.2 Waarom zou je sparen?

Week 44 (vanaf 31 oktober)
Pincode Hoofdstuk 2. Jij en je geld
  1. Pinpas of portemonnee?
  2. Waarom zou je sparen?
  3. Waarom zou je lenen?
  4. Verzekeren, hoezo?
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Week 44 (vanaf 31 oktober)
Pincode Hoofdstuk 2. Jij en je geld
  1. Pinpas of portemonnee?
  2. Waarom zou je sparen?
  3. Waarom zou je lenen?
  4. Verzekeren, hoezo?

Slide 1 - Diapositive

Opgave 4 (saldo)
Het saldo op je bankrekening
verandert als je giraal geld
ontvangt (de ontvangsten) of
uitgeeft (de uitgaven).
Bereken de ontbrekende bedragen.
  1. € 113,15     (€ 100,00 + € 34,60 – € 21,45 = € 113,15)
  2. € 5,95       (€ 13,45 + € 4,50 – € 12,00 = € 5,95)
  3. € 559,72  (€ 257,98 - € 125,00 = € 132,98          -> € 692,70 - € 132,98 = € 559,72)
  4. € 2.500    (€ 2.006,00 + € 780,00 = € 2.786      -> € 2.786 – € 286,00 = € 2.500,00)
  5. € 30          (€ 19,95 + € 12,00 = € 31,95                  -> € 31,95 – € 1,95 = € 30)

Slide 2 - Diapositive

Opgave 12 (percentage)
Kijk nog een keer naar de grafiek. De banken verwachten
dat het gemiddelde bedrag dat per maand gepind wordt
in 2016 met 5,8% zal dalen ten opzichte van 2015.

Bereken hoe groot dan het gemiddelde pinbedrag
in 2016 is.
  • 5,8% van € 28,97 (gemiddeld pinbedrag 2015) = ?
  • daling: € 28,97 ÷ 100 x 5,8 = € 1,68
  • gemiddeld pinbedrag 2016: € 28,97 – € 1,68 = € 27,29


Slide 3 - Diapositive

Waarom spaar jij?

Slide 4 - Carte mentale

Sparen
Sparen 🡪 je geeft je geld nu niet uit, maar bewaart het voor later


Redenen om te sparen:
  1. Sparen voor een doel 🡪 je wilt iets kopen waarvoor je nu nog niet genoeg geld hebt zoals vakantie
  2. Sparen uit voorzorg  🡪 geld voor onverwachte gebeurtenissen
  3. Sparen voor de rente 🡪 je spaargeld levert inkomsten (rente) op

Slide 5 - Diapositive

Rente
Rente is een vergoeding die je krijgt van de bank omdat je er spaart. De rente is een bepaald percentage per jaar.

Formule: rentebedrag per jaar = spaarbedrag ÷ 100 x percentage 

Voorbeeld: Op je spaarrekening staat € 225. Je krijgt 1,2% rente per jaar. Bereken het bedrag dat je na 1 jaar aan rente krijgt.
  • rentebedrag per jaar = € 225 ÷ 100 x 1,2 = € 2,70

Slide 6 - Diapositive

Functies van geld

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Je spaart geld voor het geval je mobiele telefoon kapot gaat. Om welke reden van sparen gaat het hier?
A
sparen voor een doel
B
sparen uit voorzorg
C
sparen voor rente
D
sparen voor de lol

Slide 9 - Quiz

Welk rentebedrag krijg je na één jaar als je € 250 op je spaarrekening zet met een rentepercentage van 1,5%?
A
€ 2,50
B
€ 3,75
C
€ 4,50
D
€ 5,75

Slide 10 - Quiz

Stelling I: Hoe hoger het rentepercentage,
hoe meer rente je krijgt.
Stelling II: Hoe korter het geld op je spaarrekening staat, hoe hoger het rentebedrag.
A
stelling I en II zijn beiden onjuist
B
stelling I is onjuist en stelling II is juist
C
stelling I is juist en stelling II is onjuist
D
stelling I en II zijn beiden juist

Slide 11 - Quiz

Jan wil een nieuwe mobiele telefoon kopen en vergelijkt de prijzen van de refurbished Samsung Galaxy S20 op internet. Geld is hier een ...
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
spaarmiddel
D
wasmiddel

Slide 12 - Quiz

Maakwerk voor de volgende keer



Paragraaf 2.2 Waarom zou je sparen?
opgaven 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 24 en 25
(vanaf pagina 42) maken in je schrift

Slide 13 - Diapositive