D2: Flowcharts

Programmeren (D)
Antje Roestenburg
a.roestenburg@minkema.nl
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
InformaticaMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Programmeren (D)
Antje Roestenburg
a.roestenburg@minkema.nl

Slide 1 - Diapositive

Informatieverwerking
Een computer doet 3 dingen:
  • Input (invoer) vragen
  • Gegevens verwerken (evtl met hulv van opslag)
  • Output (uitvoer) geven

Hoe dit gedaan worden is vastgelegd in de software


Slide 2 - Diapositive

Model voor informatieverwerking
invoer
uitvoer
verwerking
opslag

Slide 3 - Question de remorquage

Slide 4 - Diapositive

Algorithe
Computers verwerken gegevens in een programma
middels een algorithme

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Algoritme
Reeks instructies om 
vanaf een beginpunt 
een bepaald doel te 
bereiken.

Slide 7 - Diapositive

Een algoritme is een stappenplan met
A
altijd dezelfde uitkomst
B
verschillende uitkomsten

Slide 8 - Quiz

Boterham met Pindakaas
Zet de stappen in de juiste volgoorde
Pak een bord
Leg een boterham op het bord
Smeer de pindakaas op de boterham
Steek het mes in de pindakaas
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4

Slide 9 - Question de remorquage

Flowcharts
(Stroomdiagrammen)

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Flowchart

Een schematische, grafische representatie van een algorithme

Slide 12 - Diapositive

Flowcharts bestaan uit een aantal onderdelen, zoals:

  • Start/End
  • Process
  • Decision
  • Data

Slide 13 - Diapositive

Start
Process
Decision
Stop

Slide 14 - Diapositive

Tea for Two
Teken een flowchart om een kopje thee te zetten. 
Gebruik voor de elementen de volgende waarden:

Start, stop, maak thee, verhit water, vul ketel, is water heet?

Slide 15 - Diapositive

start
stop
Is het water heet?
maak thee
verhit water
vul ketel

Slide 16 - Question de remorquage

Tea for Two
Two for Tea

Slide 17 - Diapositive

Welke van de volgende variabelenamen zijn juist?
A
1steHuisAdres
B
Voor- en achternaam
C
VoorEnAchternaam
D
#IkProgrammeer

Slide 18 - Quiz

Variabelenamen

Een variabelenaam mag niet beginnen met een cijfer.

Het enige bijzondere teken dat je mag gebruiken
is de underscore

Slide 19 - Diapositive

Waarvoor gebruik je een integer?
A
aantal producten
B
prijs
C
woonplaats
D
naam

Slide 20 - Quiz

Type variabele
  • Een aantal is altijd een geheel getal, dan kies je voor integer. 
  • Geldbedragen en percentages zijn kommagetallen, dus geen integer.
  •  Een woonplaats of naam bevat letters. Dan kies je voor string.

Slide 21 - Diapositive

Welke tekst verschijnt er
als je dit programma's a uitvoert?
A
"Woensdag"
B
huidigeDag
C
woensdag
D
Woensdag

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

Fundament Online

D2 Stroomdiagrammen: 
* lezen t/m hoofdstuk 5
* hoofdstuk 2.2: opdracht 1
* hoofdstuk 2.3: opdracht 1
* hoofdstuk 2.4: opdracht 1



* hoofdstuk 3.1: opdracht 1
* hoofdstuk 3.2: opdracht 1
* hoofdstuk 4.2: opdracht 2
* hoofdstuk 5.4: opdracht 1












Slide 24 - Diapositive

Vragen? 

Slide 25 - Diapositive