Quiz Duits

Duitse quiz
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Duitse quiz

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Duits, wat weet je na een half jaar?
Wie heeft de meeste "Duitskennis"?
Er volgen nu een aantal vragen...
Viel Erfolg Veel succes
Und viel Spaß! En veel plezier!

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Heeft Duitsland een koning of koningin?
A
Ja!
B
Nein!
C
Keine Ahnung.
D
Das weiß ich wirklich nicht.

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar staat dit bekende Stadion?
A
Berlin
B
München
C
Köln
D
Dresden

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heet dit bekende gebouw?
A
Berliner Dom
B
der Reichstag
C
Brandenburger Tor
D
Arc de Triomphe

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de kleuren van de Duitse vlag (van boven naar beneden)?
A
zwart-rood-geel
B
rood-zwart-geel
C
geel-zwart-rood
D
geel-rood-zwart

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord past erbij?
der Vater und ....
A
das Mädchen
B
die Hausnummer
C
die Mutter
D
die Adresse

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord past erbij?
der Junge und...
A
das Kind
B
das Mädchen
C
die Mutter
D
die E-Mail-Adresse

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De letter: "ß" spreek je in het Duits uit als een:
A
f
B
b
C
s
D
ts

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

"Wie alt bist du?" betekent:
A
Hoe heet je?
B
Hoe oud ben je?
C
Waar woon je?

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de juiste vorm in: "Ich _____ meine Hausaufgaben gemacht!" (haben)
(gebruik hoofdletters alleen als het nodig is!)

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de juiste vorm in: "_____ du einen Bruder?" (haben)
(gebruik hoofdletters als het nodig is!)

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de juiste vorm in:
"Ich ____ vierzehn Jahre alt." (sein)
(gebruik hoofdletters alleen als het nodig is!)

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de juiste vorm in:
"Meine Eltern _____ leider geschieden." (sein)
(gebruik hoofdletters alleen als het nodig is!)

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent: "gute Besserung!"?
A
goed gedaan!
B
veel succes!
C
beterschap!

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent: "immer"?

(gebruik hoofdletters alleen als het nodig is!)

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent: "nie"?

(gebruik hoofdletters alleen als het nodig is!)

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

"Hast du Geschwister?" betekent:
A
Heb je een broer?
B
Heb je broers?
C
Heb je broers en/of zussen?
D
Heb je zussen?

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De Umlaut (") kan in het Duits op de volgende letters:
A
a-u-o
B
a-u-o-e
C
a-u-o-e-i
D
a-e-o

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er komt nu een sleepvraag..

Wat is de vertaling van de vraagwoorden? 

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

hoe
waarom
waar
wanneer
wat
waarheen
wie
woher
warum
wo
wann
wer
wohin
was
wie
waarvandaan

Slide 21 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk vraagwoord past in de zin?
"_____ wohnst du?"
A
Was
B
Wie
C
Wo
D
Wohin

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk vraagwoord past in de zin?
"_____ bist du so froh (=vrolijk)"?
A
Was
B
Wie
C
Woher
D
Warum

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk vraagwoord past in de zin?
"____ heißt du?"
A
Wie
B
Was
C
Wer
D
Woher

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het Duitse voetbalteam wordt .. genoemd?
A
die Fußballspieler
B
die Mannschaft
C
das Team
D
die Verrückten

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke automerken komen uit Duitsland?
A
Audi, BMW, Porsche, Mercedes-Benz
B
Audi, Porsche, Renault, Opel
C
Volkswagen, BMW, Fiat, Mercedes-Benz.
D
Mercedes-Benz, Opel, Mazda, BMW

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de oudste stad van Duitsland?
A
Oldenburg
B
Berlin
C
Trier
D
Stuttgart

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie zie je op de achtergrond?
A
Steffi Graf
B
Angela Merkel
C
Claudia Pechstein
D
Helene Fischer

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord past niet in het rijtje?

"das Auto - fahren - das Wetter - Führerschein"
A
das Auto
B
fahren
C
das Wetter
D
Führerschein

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord past niet in het rijtje?
"die Stadt - die Eltern -
besichtigen - Sehenswürdigkeiten"
A
die Stadt
B
die Eltern
C
besichtigen
D
Sehenswürdigkeiten

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke woorden schrijf je in het Duits met een Hoofdletter?
A
werkwoorden
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
zelfstandige naamwoorden
D
bijwoorden

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk snoepgoed komt uit Duitsland?
A
B
C
D

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er komt nu een sleepvraag..
Hoe heten de feestdagen in het Duits?

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Pasen
Pinksteren
Kerst
Oud en nieuw
Pfingsten
Ostern
Weihnachten
Silvester

Slide 34 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk getal zie je op het plaatje?
A
sechzehn
B
siebzehn
C
siebenzehn
D
siebzig

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk getal zie je op het plaatje?
A
zwanzig
B
Keine Ahnung
C
zweizig
D
tswantsig

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de hoofdstad van Oostenrijk? (schrijf het op in het Nederlands!)
(gebruik hoofdletters als het nodig is!)

Slide 37 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welk plaatje zie je: "Lebkuchen"?
A
B
C
D

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welk plaatje zie je "Pommes"?
A
B
C
D

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan hoeveel landen grenst Duitsland?
A
6
B
8
C
9
D
10

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noemen de Duitser dit figuurtje?
A
Gartenzwerg
B
Gartenmann
C
Gartenkerlchen
D
Zaunkabalter.

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

"bellen" betekent in het Duits ...........
A
blaffen
B
roepen
C
schreeuwen
D
huilen

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat krijg je als je in Duitsland een "Frikadelle" bestelt? Een ...
A
braadworst met saus
B
soort gehaktbal
C
broodje kroket
D
frikandel met mayo, curry en uitjes

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk landnummer moet je intoetsen als je naar Duitsland wilt bellen?
A
0049-
B
0031-
C
0032-
D
0044-

Slide 44 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Duitsers betalen ook sinds 2002 met euro 's. Wat was daarvoor de munteenheid in Duitsland?
A
Das deutsche Pfund
B
Die deutsche Krone
C
Die deutsche Mark
D
Der deutsche Franken

Slide 45 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Duitsland is niet ingedeeld in provincies, maar in deelstaten. Hoeveel deelstaten heeft Duitsland?
A
11
B
16
C
20

Slide 46 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het hoogste cijfer dat je in Duitsland op school kunt halen?
A
6
B
1
C
10

Slide 47 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 48 - Vidéo

Naast zanger is Tobee ook tandarts!

Dat fantastische lied dat je net hoorde is van Tobee.
Hij is Schlagersänger, maar wat is zijn echte beroep? (zoek op internet en schrijf op in Nederlands, zonder hoofdletters)

Slide 49 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 50 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions


Tschüss, macht`s gut

Slide 51 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions