Quiz Duits

Duits quiz
Die letzte Deutschstunde von Frau Sanders!
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Duits quiz
Die letzte Deutschstunde von Frau Sanders!

Slide 1 - Diapositive

Duits, wat weet je na een half jaar?
Wie heeft de meeste Duits kennis?
Er volgen nu een aantal vragen...
Viel Erfolg! Veel succes!
Und viel Spaß! En veel plezier!

Slide 2 - Diapositive

Heeft Duitsland een koning of koningin?
A
Ja!
B
Nein!

Slide 3 - Quiz

Waar staat dit bekende Stadion?
A
Berlin
B
München
C
Köln

Slide 4 - Quiz

Hoe heet dit bekende gebouw?
A
Berliner Dom
B
der Reichstag
C
Brandenburger Tor

Slide 5 - Quiz

Wat zijn de kleuren van de Duitse vlag (van boven naar beneden)?
A
zwart-rood-geel
B
rood-zwart-geel
C
geel-zwart-rood

Slide 6 - Quiz

Welk woord past erbij?
der Vater und ....
A
das Mädchen
B
die Hausnummer
C
die Mutter
D
die Adresse

Slide 7 - Quiz

Welk woord past erbij?
der Junge und...
A
das Kind
B
das Mädchen
C
die Mutter
D
die E-Mail-Adresse

Slide 8 - Quiz

De letter: "ß" spreek je in het Duits uit als een:
A
f
B
b
C
s

Slide 9 - Quiz

"Wie alt bist du?" betekent:
A
Hoe heet je?
B
Hoe oud ben je?
C
Waar woon je?

Slide 10 - Quiz

Vul de juiste vorm in: "Ich _____ meine Hausaufgaben gemacht!" (haben)

Slide 11 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in:
"_____ du einen Bruder?" (haben)

Slide 12 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in:
"Ich ____ vierzehn Jahre alt." (sein)

Slide 13 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in:
"Meine Eltern _____ leider geschieden." (sein)

Slide 14 - Question ouverte

Wat betekent: "gute Besserung!"?
A
goed gedaan!
B
veel succes!
C
beterschap!

Slide 15 - Quiz

Wat betekent: "ausgehen"?

Slide 16 - Question ouverte

Wat betekent: "nie"?

Slide 17 - Question ouverte

"Hast du Geschwister?" betekent:
A
Heb je een broer?
B
Heb je broers?
C
Heb je broers en zussen?

Slide 18 - Quiz

De Umlaut (") kan op de volgende letters:
A
a-u-o
B
a-u-o-e
C
a-u-o-e-i
D
a-e-o

Slide 19 - Quiz

Er komt nu een sleepvraag..

Wat is de vertaling van de vraagwoorden? 

Slide 20 - Diapositive

hoe
waarom
waar
wanneer
wat
waarheen
wie
woher
warum
wo
wann
wer
wohin
was
wie
waarvandaan

Slide 21 - Question de remorquage

Welk vraagwoord past in de zin?
"_____ wohnst du?"
A
Was
B
Wie
C
Wo
D
Wohin

Slide 22 - Quiz

Welk vraagwoord past in de zin?
"_____ bist du so froh (vrolijk)"?
A
Was
B
Wie
C
Woher
D
Warum

Slide 23 - Quiz

Welk vraagwoord past in de zin?
"____ heißt du?"
A
Wie
B
Was
C
Wer
D
Woher

Slide 24 - Quiz

Het Duitse voetbalteam wordt .. genoemd.
A
die Fußballspieler
B
die Mannschaft

Slide 25 - Quiz

Welke automerken komen uit Duitsland?
A
Audi, BMW, Porsche
B
Audi, Porsche, Renault
C
Volkswagen, BMW, Fiat

Slide 26 - Quiz

Wat is de oudste stad van Duitsland?
A
Oldenburg
B
Berlin
C
Trier
D
Stuttgart

Slide 27 - Quiz

Wie zie je op de achtergrond?
A
Steffi Graf
B
Angela Merkel
C
Claudia Pechstein
D
Helene Fischer

Slide 28 - Quiz

Welk woord past niet in het rijtje?
"das Auto - fahren - das Wetter"
A
das Auto
B
fahren
C
das Wetter

Slide 29 - Quiz

Welk woord past niet in het rijtje?
"die Stadt - die Eltern -
besichtigen"
A
die Stadt
B
die Eltern
C
besichtigen

Slide 30 - Quiz

Welke woorden schrijf je in het Duits met een Hoofdletter?
A
werkwoorden
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
zelfstandige naamwoorden
D
bijwoorden

Slide 31 - Quiz

Welk snoepgoed komt uit Duitsland?
A
B
C
D

Slide 32 - Quiz

Er komt nu een sleepvraag..
Hoe heten de feestdagen in het Duits?

Slide 33 - Diapositive

Pasen
Pinksteren
Kerst
Oud en nieuw
Pfingsten
Ostern
Weihnachten
Silvester

Slide 34 - Question de remorquage

Welk getal zie je op het plaatje?
A
sechzehn
B
siebzehn
C
siebenzehn

Slide 35 - Quiz

Welk getal zie je op het plaatje?
A
zwanzig
B
dreißig
C
zweizig

Slide 36 - Quiz

Wat is de hoofdstad van Oostenrijk? (In het Nederlands!)

Slide 37 - Question ouverte

Op welk plaatje zie je: "Flammkuchen"?
A
B
C

Slide 38 - Quiz

Op welk plaatje zie je: "Lebkuchen"?
A
B
C
D

Slide 39 - Quiz

Op welk plaatje zie je "Pommes"?
A
B
C
D

Slide 40 - Quiz

Nu nog een paar bonusvragen...

Slide 41 - Diapositive

Wanneer is mevrouw Sanders uitgerekend?
A
28 januari
B
14 februari
C
24 februari
D
3 maart

Slide 42 - Quiz

Wat denken jullie dat het wordt?
A
Een jongen
B
Een meisje

Slide 43 - Quiz

Waar woont mevrouw Sanders?
A
Assen
B
Groningen
C
Stadskanaal
D
Musselkanaal

Slide 44 - Quiz

Wie gaat ze het meeste missen?
A
Niemand!
B
Iedereen!

Slide 45 - Quiz

Ik wens jullie nog heel veel succes het komende half jaar!
Zet hem op! En veel plezier!
Viel Erfolg und natürlich viel Spaß!!!!

Slide 46 - Diapositive