taal thema 3 herhalen

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

Bezittelijke voornaamwoorden

Zegt dat het van iemand is.

De kinderen slapen in ..... boomhut

De buurvrouw kamt ....... haar.

Vorige week keek ik ..... ogen uit.

Klaas heeft een pen. Dat is ...... pen.

Jij kiest een cadeautje. Dat wordt .... cadeautje.

Wij hebben een theeochtend. Het is ..... theeochtend.

Hoofdzin en bijzin

Hoofdzin: Persoonsvorm staat voorin.

Bijzin: Persoonsvorm staat achterin.

Ik verlang naar de geboorte van mijn broertje of zusje, want dan mag ik trakteren op beschuit.
Wat is de bijzin?

1. Ik verlang tot zusje
2. want tot beschuit

Het is allang gebruikelijk dat mensen hun kraamvisite iets lekkers voorzetten.
Wat is de bijzin?

1. het tot gebruikelijk
2. dat tot voorzetten

De kinderen uit de buurt kregen lekkers dat hun nieuwe kindje zogenaamd had meegebracht.
Wat is de hoofdzin?

De vroedvrouw vertelde aan de kraamvrouw dat het eten van anijs goed was voor haar moedermelk.
Wat is de hoofdzin?

Anijszaad en suiker zorgen voor de speciale smaak die onze muisjes hebben.
Wat is de hoofdzin?

Lijdend voorwerp

wat/wie + gezegde + onderwerp

Vader en moeder richten de kamer van de baby in.

1. vader en moeder
2. richten
3. de kamer van de baby
4. in.

Ze dragen de wieg naar de eerste etage.

1. ze
2. dragen
3. de wieg
4. naar de eerste etage.

Vader zet de commode op zijn plaats.

1. vader
2. zet
3. de commode
4. op zijn plaats.

moeder hangt wat leuke plaatjes met punaises op het prikbord erboven.

1. moeder
2. hangt
3. wat leuke plaatjes
4. met punaises erboven

Leenwoorden

Woorden uit een andere taal. 

De spelling is anders dan in het Nederlands.

Vader haalt op de geboortedag mijn broertje van de chèche.

Vanaf nu staan er iedere dag flesjes melk op het menu.

De baby krijgt heel veel cadeaus.

Vader brengt een dubbel vestje retour naar de shop.

Het nieuwe vestje heeft een warme capuchon.