Vwo 4 Nectar 2.4

Paragraaf 2.4
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Paragraaf 2.4

Slide 1 - Diapositive

Deze periode (TW2)
  • Hoofdstuk 2: Cel en leven
  • Hoofdstuk 4: Voortplanting


Slide 2 - Diapositive

Deze periode (TW2)

Slide 3 - Diapositive

Deze periode (TW2)

Slide 4 - Diapositive

Welke eigenschap van het celmembraan is juist?
A
Alle stoffen kunnen het celmembraan passeren
B
Geen enkele stof kan het celmembraan passeren
C
Sommige stoffen kunnen het celmembraan passeren
D
Alleen water kan het celmembraan passeren

Slide 5 - Quiz

Als transport door het celmembraan energie kost, dan heet dit
A
Passief transport
B
Agressief transport
C
Actief transport
D
Diffusie

Slide 6 - Quiz

Bij osmose gaat het water transport in de richting van de ... concentratie zoutdeeltjes

A
Hoogste
B
Laagste

Slide 7 - Quiz

Welke uitspraak over passief transport is waar?
A
Passief transport kost geen energie. Dit gaat van een hoge naar een lage concentratie.
B
Passief transport kost geen energie. Dit gaat van een lage naar een hoge concentratie.
C
Passief transport kost energie. Dit gaat van een hoge naar een lage concentratie.
D
Passief transport kost energie. Dit gaat van een lage naar een hoge concentratie.

Slide 8 - Quiz

Verplaatsing van water over een membraan van een lage osmotische waarde naar een hoge osmotische waarde
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
D
Kan niet

Slide 9 - Quiz

Osmose: (A) beweegt altijd naar de plek met de (B) opgeloste stoffen.
A
A: water B: meest
B
A: water B: minste
C
A: opgeloste stoffen B: meeste
D
A: opgeloste stoffen B: minste

Slide 10 - Quiz

Water moleculen (blauw) bewegen naar links door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport

Slide 11 - Quiz

Leerdoelen 2.3

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Leerdoelen 2.4

Slide 14 - Diapositive

DNA

Slide 15 - Diapositive

DNA en RNA

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

DNA
BiNaS 71E

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Lien

Slide 21 - Diapositive

BiNaS 71G

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive


Uit welke aminozuren bestaat het eiwit dat wordt gemaakt van dit stuk RNA?
(1 letter code, zonder spatie)

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Lien

Slide 31 - Lien

Slide 32 - Diapositive

Eiwitsynthese

Slide 33 - Diapositive

Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de juiste. 
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C

Slide 34 - Question de remorquage

DNA
Hoe werkt de eiwitsynthese?
RNA
eiwit
transcriptie
translatie

Slide 35 - Question de remorquage

Sleep het juiste aminozuur naar de juiste codon. Klik op het oog voor de kaart!
AUG
CGG
UAU
AGU
GCC
UGG
CUG
GGU
Met
Arg
Tyr
Ala
Ala
Trp
Leu
Cys
Asn
Val
STOP
Gly
Ile
Lys
Phe
Ser
Pro

Slide 36 - Question de remorquage

-Transcriptie vindt plaat in (1)
-Translatie vindt plaats in (2)
A
(1) cytoplasma (2) ribosomen
B
(1) celkern (2) cytoplasma
C
(1) ribosomen (2) mitochondrium
D
(1) cytoplasma (2) ribosomen

Slide 37 - Quiz

Leerdoelen 2.4

Slide 38 - Diapositive


  • Lezen paragraaf 2.5 (5 min!)
  • Maken 2.4: opdracht  55, 56, 58, 60-65

Aan het werk

Slide 39 - Diapositive