Werkwoorden op ER / IR / RE in de passé composé

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Leerdoelen

Je kunt regelmatige werkwoorden op ER / IR / RE vervoegen in de présent

Werkwoorden op -ER in de présent

1. Haal -ER van het werkwoord af. 

parler -er = parl

2. Zet hier de juiste uitgang achter:

Je + e 

Tu + es

Il / elle / on + e

Nous + ons

Vous + ez

Ils / elles + ent

Werkwoorden op -IR in de présent

1. Haal -IR van het werkwoord af. 

finir -ir = fin

2. Zet hier de juiste uitgang achter:

Je + is 

Tu + is

Il / elle / on + it

Nous + issons

Vous + issez

Ils / elles + issent

Werkwoorden op -RE in de présent

1. Haal -RE van het werkwoord af. 

vendre -re = vend

2. Zet hier de juiste uitgang achter:

Je + s 

Tu + s

Il / elle / on + -

Nous + ons

Vous + ez

Ils / elles + ent

Kies de juiste vorm

Il (parler)

1. parles
2. parle
3. parl

Kies de juiste vorm

Il (vendre)

1. vends
2. vendt
3. vend

Kies de juiste vorm

je (finir)

1. finis
2. fini
3. finit
4. fin

Kies de juiste vorm

tu (prendre)

1. prends
2. prend
3. prende
4. prendis

Kies de juiste vorm

nous (regarder)

1. regardent
2. regardez
3. regardes
4. regardons

Kies de juiste vorm

vous (choisir)

1. choisissez
2. choisissons
3. choisisez
4. choisissent

www.verbuga.eu

Les devoirs 

Leren:

Werkwoorden op ER in de passé composé