H4-TH4-BS2H+BS3

Thema 4
BS2 Prokaryoten
&
BS3 Eukaryoten
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Thema 4
BS2 Prokaryoten
&
BS3 Eukaryoten

Slide 1 - Diapositive

Hou oud is de aarde en wanneer is leven ontstaan?
A
aarde: 10 miljard leven: 2 miljard
B
aarde: 4,6 miljard leven: 3,8 miljard
C
aarde: 6,6 miljoen leven: 8 miljard
D
aarde: 9 miljoen leven 2 miljoen

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Question de remorquage

Geologische tijdsschaal (BINAS 94A)
De aarde ontstond ong. 4,6 * 10^9 jgl
 
Eerste eencellige organismen ontstonden ong. 3,8 * 10^9 jgl in het PRECAMBIUM

Eerste meercellige organismen ontstonden ong. 670 * 10^6 jgl

Eerste landplanten: ong. 400 * 10^6 jgl in DEVOON

Eerste vaatplanten: ong. 350 * 10^6 jgl

Eerste dinosauriers (reptielen): ong. 250 * 10^6 jgl in het MESOZOICUM (Trias, Jura en Krijt)

Massa-extinctie dinosauriers: 65 * 10^6 jgl; start CENOZOICUM, zoogdieren worden dominant

Eerste mensachtigen: ong 5 * 10^6 jgl



Slide 4 - Diapositive

Wat is geen organische stof?
A
C6H12O6
B
H2O
C
C18H32O2
D
C2H5NO2

Slide 5 - Quiz

Welk celtype hoort bij welk domein/rijk?
prokaryota
funghi 
(schimmels)
animalia
(dieren)
plantae
(planten)

Slide 6 - Question de remorquage

in afwezigheid van zuurstof
maakt organische stof uit anorganische stof
cellen van dit organisme hebben (echte) celkernen
cellen van dit organisme hebben geen celkernen
in aanwezigheid van zuurstof
organismen die organische stof maken uit andere organische stof
autotroof
prokaryoot
anaeroob
eukaryoot
aeroob
heterotroof

Slide 7 - Question de remorquage

Huiswerk vorige les opdracht 1-11
6a) Welke groepen zijn eukaryoot en hebben een celwand om hun cellen?
6b) Welke groepen eukaryoten zijn heterotroof?

Slide 8 - Diapositive

Huiswerk vorige les opdracht 1-11
6a) Welke groepen zijn eukaryoot en hebben een celwand om hun cellen?
6b) Welke groepen eukaryoten zijn heterotroof?

Slide 9 - Diapositive

Leerdoelen BS2 
  1. Je kent het onderscheid tussen prokaryoot en eukaryoot
  2. Je kunt een prokaryoot organisme herkennen
  3. Je weet welke domeinen behoren tot de prokaryoten
  4. Je kent de algemene kenmerken van prokaryoten
  5. Je kent de algemene opbouw van een virus

Slide 10 - Diapositive

Begrippen BS2
arachaea
bacteriën
plasmiden
genetische modificatie
bacteriofagen

Slide 11 - Diapositive

3 domeinen
- bacterien
- archebacterien
- eukaryoten

5 of 6 rijken
- (eu)bacterien
- archebacterien
- protisten 
- planten
- schimmels
- dieren

Slide 12 - Diapositive

Biodiversiteit: domeinen
biodiversiteit -> verscheidenheid aan organismen
drie domeinen ->

Slide 13 - Diapositive

domein: Archaea
rijk: Archaea

- veel overeenkomsten met bacterien
- extremofiel: leven voornamelijk onder extreme omstandigheden
- hoofdzakelijk anaeroob
- primitief
domein: Bacteria
rijk: eubacteria

- veel meer biodiversiteit dan bij Archaea
- ongeslachtelijke voortplanting
- zeer klein
- circulair DNA
- geen membraangebonden organellen
- WEL een celwand
Domein: -
Rijk: -
virussen
- leven niet -> gastheer nodig
- DNA of RNA (enkel- of dubbelstrengs)
- eiwitmantel/capside (spike-eiwitten)
- soms een envelop (koolhydraten of eiwitten)

Slide 14 - Diapositive

Voortplanting bij prokaryoten
ongeslachtelijk
mitotische celdelingen
wel: DNA replicatie
niet: vorming van een spoelfiguur

onder optimale condities zeer hoge delingssnelheid: om de 20 minuten

Slide 15 - Diapositive

Snel en handig genetische informatie uitwisselen: plasmiden
Extrachromosomaal
Circulair
Dubbelstrengs
Nuttige genen die snel selectievoordeel opleveren
ZEER nuttig in de bioindustrie

Slide 16 - Diapositive

Alternatieve wijzen van voortplanting bij bacteriën
Conjugatie
  • uitwisseling van plasmiden tussen soortgenoten
Transformatie
  • opnemen van plasmiden

Slide 17 - Diapositive

Virale reproductie: ALTIJD afhankelijk van gastheercel
DNA-virus (hepatitis)
retrovirus (HIV)

Slide 18 - Diapositive

Leerdoelen BS3
  1. Je kent het onderscheid tussen prokaryoot en eukaryoot
  2. Je kunt een eukaryoot organisme herkennen
  3. Je weet welke domeinen behoren tot de eukaryoten
  4. Je kent de algemene kenmerken van eukaryoten
  5. Je kent de algemene opbouw van een virus

Slide 19 - Diapositive

Begrippen BS3
schimmels - gisten; schimmeldraden (hyfen); sporen; paddestoelen
planten - 4 groepen sporenplanten; 3 groepen vaatplanten 
dieren - sponzen; eencelligen; holtedieren; platwormen; rondwormen;  
                   ringwormen; weekdieren; geleedpotigen; stekelhuidigen;    
                  gewervelden

Slide 20 - Diapositive

Eukaryoten
celkern met DNA

Vaak:
  • meercellig
  • weefsels + organen

schimmels; planten; dieren

Slide 21 - Diapositive

Schimmels
heterotroof: geen chlorofyl

eencellige schimmels: gist
meercellige: schimmeldraden (hyfen)

voortplanting: sporen

functie: afbraak van organische stoffen
gebruik: gist (brood/bier/wijn); paddenstoelen; productie antibiotica (penicilline); kaas


Slide 22 - Diapositive

Schimmels

Slide 23 - Diapositive

Wat is de functie van een paddenstoel?

Slide 24 - Question ouverte

Waarom helpen antibiotica niet voor virussen?

Slide 25 - Question ouverte

Planten
celwanden; cellulose
autotroof: chloroplasten
eencellige eukaryoten: kenmerken platen cellen 

sporenplanten: voortplanting via sporen (wieren; mossen; paardentaart; varens)
vaatplanten: transportvaten (paardenstaart; varens; zaadplanten)

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Wie kent het ezelsbruggetje om de den, spar en larix uit elkaar te houden?
- geeft aan hoe de naalden op de tak staan

Slide 29 - Diapositive

spar = solo;              den = duo;            lariks = legio

Slide 30 - Diapositive

Dieren
geen celwanden
heterotroof: geen chlorofyl
bijna allemaal diploid
criteria indeling dierenrijk:
  • eencellig of meercellig
  • symmetrie
  • skelet soort
  • genetische overeenkomsten

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Geleedpotige
meeste soorten in het dierenrijk (meer dan miljoen)
o.a. insecten
uitwendig skelet -> chitine groei alleen mogelijk tijdens vervellingen
metamorfoses -> gedaanteverwisseling van 
                                      larve  -> pop -> imago (volwassen insect)
eitjes worden gelegd na paring en begint cyclus opnieuw

Slide 35 - Diapositive

Geleedpotige

Slide 36 - Diapositive

Eencelligen eukaryoten
celkenmerken van dieren
trilhaardiertjes:
  • pantoffeldiertje en amoebe
  • geen celwand,
  • geen fotosynthese
eten bijvoorbeeld: bacteriën 
trilhaardiertjes


Slide 37 - Diapositive

Zijn er vragen?? 

Slide 38 - Diapositive

Huiswerk

Maak van bvj BS2+3 13-16; 20; 26-29; 33-35



Kijkopdracht: Myths and Misconceptions
Hoe komen giraffen NIET aan hun lange nek?

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Vidéo