Faalangstworkshop 9-4

• Mentorles
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

      Faalangstworkshop 

- Monique en Leonie -

Opdracht: De fotokaart

Hoe voel jij je?

Inhoud workshop

•  Introductie: (gevoel benoemen)
• Theorie: Wat is faalangst/ herkennen van faalangst. 
• Opdracht: Iedereen denkt anders
• Theorie: vaste mindset versus groeimindset
  
• Opdracht: Wat is je eigen mindset
• Uitleg en opdracht negatieve gedachte versus helpende gedachten bij leerlingen
• Uitleg: G denken en opdracht
• Wat kan jij zelf doen: opdracht
• Ontspanningsoefening

Wat is faalangst

• Bang om tijdens het presteren tekort te schieten.
  
• Negatief denken over je eigen kunnen
  
• spannend om (nieuwe) vriendschappen aan te gaan.
  
• Klachten zoals: hoofdpijn/buikpijn. Je warm voelen, 
• versnelde ademhaling, zweten, hartkloppingen, 
• slechter slapen, minder goed eten, vaker moeten plassen, warm voelen (blozen)
  
• Je bent zelf vaak niet tevreden.

De leerling met faalangst is vaak gespannen, denkt vaak negatief en heeft een negatief zelfbeeld.

Tekst

Soorten faalangst

• Cognitieve faalangst
  

Last van angst bij leren of maken van een les of toets.

• Sociale faalangst
  

Angst om niet goed in de groep te liggen.

• Motorische faalangst
  

Angst bij het maken van een tekening of bij een (sport)wedstrijd.

Cognitieve faalangst

Passieve reactie van de leerling: Besteed weinig tijd aan zijn schoolwerk > Het lukt me toch niet. (liever lui als dom)

Actieve reactie van de leerling: Doet heel goed mee in de les, blijkt bij doorvragen thuis alleen maar bezig te zijn met school.

Verschillende type leerlingen met faalangst

• De afhankelijke leerling > Wil graag de docent helpen
• De gesloten leerling > hoe meer jij vraagt, steeds meer blokeren
• De brutale leerling > misdragen niet mee willen doen.
• De clown > Bij Clownesk gedrag voelt deze leerling zich wel geaccepteerd. (sociale faalangst, maar doet hierdoor niet goed mee in de les)
• De hulpeloze leerling > Ik kan het niet (aangeleerde hulpeloosheid)
• Het superkind > Doet alles perfect, heel behulpzaam, durft niet te falen.

Gedragskenmerken leerlingen met faalangst (formulier uitdelen)

• vaak vragen om bevestiging
• moeite om de uitleg te volgen
• weg duiken als iemand de beurt krijgt
• geen vragen durven stellen of juist extreem veel  

• onrustig bewegen tijdens toetsen
• na afloop niet weten of het goed of niet goed ging
• onzeker bij nieuwe dingen
• gevoelig voor de sfeer in de groep
• perfectionistisch

• gevoelig voor kritiek 
• geen nee zeggen
• geen keuze durven maken
• grote groepen opzoeken waarin ze zich kunnen verbergen
• clownesk gedrag
• niet aan de taak durven beginnen

Opdracht: Andere gedachten

Mindset

Vaste mindset: willen geen moeite/inspanning doen want ik kan het toch niet. 

Vaste kwaliteiten: Dat kan ik niet.

Groeimindset: Hoe meer ik oefen, hoe beter ik er in wordt. 

Verschillende complimentjes

Complimentje geven wat de vaste mindset bevorderd: Wat ben je slim. 

Complimentje geven wat de groeimindset bevorderd: wat heb je je goed ingezet voor deze taak. (proces)

Opdracht mindset

Groeimindset bevorderen

• Feedback op het leerproces
• Focus op inspanning
• Focus op groei ten opzichte van zichzelf
• Niet zeggen: je bent er nog niet, of je bent er bijna
• Focus op leermomenten, gedrag en inzet.

Vaste mindset: Zelfstandige naamwoorden

Groeimindset: Werkwoorden gebruiken (worden, leren, doen)

Bij faalangstreductie training werken we aan:

• Positiever zelfbeeld
• Ontspannen
• Anders leren denken 

Opdracht Negatieve gedachtes versus helpende gedachtes

G- Denken 

Gebeurtenis

Gedachte

Gevoel

Gedrag

Gevolg

gedachten kan je veranderen

Waardoor je gevoel ook veranderd

Opdracht G- denken

Opdracht: kaartje helpende gedachtes

Ontspanningsoefening

Afsluiting: Eigenwijsje pakken

Vragen?