Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
El alfabeto y la pronunciación
Bestudeer de twee afbeeldingen op de volgende slides.
Zijn er dingen die je opvallen?
Welke nieuwe woorden heb je geleerd?
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Wat valt je op?
Slide 5 - Question ouverte
¿Qué palabras has aprendido? Welke woorden heb je geleerd?
Slide 6 - Question ouverte
El alfabeto y la pronunciación
Bekijk de twee filmpjes op de volgende slides en let goed op de uitspraak.
Wat valt je op? Wat zijn de verschillen met het Nederlandse alfabet?
Welke nieuwe woorden heb je geleerd?
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Vidéo
Slide 9 - Vidéo
Welke verschillen heb je gevonden met het Nederlandse alfabet?
Slide 10 - Question ouverte
¿Qué palabras has aprendido? Welke woorden heb je geleerd?
Slide 11 - Question ouverte
Deletrear (spellen)
Kijk en luister hoe deze Spanjaarden Engelse woorden spellen in het filmpje op de volgende slide.
Of beter gezegd: kijk en luister hoe deze Spanjaarden falen in het correct spellen van Engelse woorden.
Slide 12 - Diapositive
0
Slide 13 - Vidéo
Ejercicio 1: deletrear (spellen)
¿Cómo se escribe? Hoe schrijf je het?
¿Cómo se deletrea? Hoe spel je het?
Ontrafel zelfstandig welke woorden er op de volgende slides zijn gespeld.
Ejemplo: hache - o - ele - a - ene - de - a --> Holanda
Gebruik bladzijde 8 van de lesmethode als hulpmiddel.
Slide 14 - Diapositive
¿Qué palabra es? Hache - o - ele - a
Slide 15 - Question ouverte
¿Qué palabra es? A - eme - i - ge - o
Slide 16 - Question ouverte
¿Qué palabra es? E - ene - ce - a - ene - te - a - de - o
Slide 17 - Question ouverte
¿Qué palabra es? A - de - i - ó - ese
Slide 18 - Question ouverte
¿Qué palabra es? Ene - o - eme - be - erre - e
Slide 19 - Question ouverte
¿Qué palabra es? Ene - a - ce - i - o - ene - a - ele - i - de - a - de
Slide 20 - Question ouverte
¿Qué palabra es? Efe - e - erre - i - a
Slide 21 - Question ouverte
¿Qué palabra es? Elle - u - uve - i - a
Slide 22 - Question ouverte
¿Qué palabra es? Jota - e - erre - e - zeta
Slide 23 - Question ouverte
¿Qué palabra es? I griega - o - ge - u - erre
Slide 24 - Question ouverte
¿Qué palabra es? Ce - u - ce - a - erre - a - che - a
Slide 25 - Question ouverte
Ejercicio 2: deletrear (spellen)
¿Cómo se escribe? Hoe schrijf je het?
¿Cómo se deletrea? Hoe spel je het?
Nu andersom. Nu moet jij het woord spellen.
Ejemplo: Holanda --> hache-o-ele-a-ene-de-a
Gebruik de lesmethode op bladzijde 8 als hulpmiddel.
Slide 26 - Diapositive
¿Cómo se deletrea Argentina?
Slide 27 - Question ouverte
¿Cómo se deletrea Paraguay?
Slide 28 - Question ouverte
¿Cómo se deletrea China?
Slide 29 - Question ouverte
¿Cómo se deletrea Uruguay?
Slide 30 - Question ouverte
¿Cómo se deletrea Alemania?
Slide 31 - Question ouverte
¿Cómo se deletrea Francia?
Slide 32 - Question ouverte
¿Cómo se deletrea Inglaterra?
Slide 33 - Question ouverte
¿Cómo se deletrea Cuba?
Slide 34 - Question ouverte
¿Cómo se deletrea Venezuela?
Slide 35 - Question ouverte
¿Cómo se deletrea México?
Slide 36 - Question ouverte
¿Cómo se deletrea Colombia?
Slide 37 - Question ouverte
¿Cómo se deletrea tu nombre y apellido?
Slide 38 - Question ouverte
Ejercicio 3: escuchar y deletrear
¿Cómo se escribe? Hoe schrijf je het?
¿Cómo se deletrea? Hoe spel je het?
Probeer te achterhalen welk woord er wordt gespeld door goed te luisteren met een koptelefoon.
Slide 39 - Diapositive
Slide 40 - Question ouverte
Slide 41 - Question ouverte
Slide 42 - Question ouverte
Slide 43 - Question ouverte
Slide 44 - Question ouverte
Slide 45 - Question ouverte
Slide 46 - Question ouverte
Slide 47 - Question ouverte
Slide 48 - Question ouverte
Belangrijkste uitspraakregels
Bestudeer tot slot nog de belangrijkste verschillen met de Nederlandse uitspraakregels op de volgende slide en doe daarna de laatste oefening.
Slide 49 - Diapositive
Slide 50 - Diapositive
Ejercicio 4:
¿Cómo se dice? Hoe zeg je het?
¿Cómo se pronuncia? Hoe spreek je het uit?
Ga voor jezelf na hoe je de woorden op de volgende slide uitspreekt. Twijfel je of weet je niet zeker of je het goed doet, gebruik dan de tabel op p.9 van je boekje erbij of vraag het aan je docent.