les 5,6 arbeidsmarkt

H6 markten 

start arbeidsmarkt +
nakijken t/m 6.21


1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H6 markten 

start arbeidsmarkt +
nakijken t/m 6.21


Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

de arbeidsmarkt 
Vraag naar arbeid wordt gedaan door de WERKGEVERS
die vragen iedereen die al werkt

1) WERKNEMERS (in loondienst)
ze vragen iedereen die klussen voor ze uitvoert
2) ZELFSTANDIGEN (eigen baas)
en ze vragen personeel voor leegstaande banen
3) VACATURES

Slide 3 - Diapositive

werknemers in loondienst..
A
zijn vragers van arbeid
B
zijn eigen baas
C
werken voor een baas
D
vullen alle vacatures

Slide 4 - Quiz

Wat valt er NIET onder de vraag naar arbeid (gedaan door de werkgevers)?
A
werknemers in loondienst
B
zelfstandige werknemers
C
vacatures
D
geregistreerd werklozen

Slide 5 - Quiz

de arbeidsmarkt
Aanbod van arbeid wordt gedaan door de WERKNEMERS
die bieden zich aan op de arbeidsmarkt

1) WERKNEMERS
2) ZELFSTANDIGEN
of zijn op zoek naar een baan (betaald, minimaal 12 uur per week, en ze zijn zelf tussen de 15-pensioenleeftijd)
3) DE GEREGISTREERD WERKLOZEN

Slide 6 - Diapositive

de prijs van arbeid noemen we..
A
loon
B
kapitaal
C
primair inkomen
D
rente

Slide 7 - Quiz

de arbeidsmarkt
Beroepsbevolking= gelijk aan het aanbod van arbeid;
iedereen die kan en wil werken tussen de 15 en pensioenleeftijd

Beroepsgeschikte bevolking= iedereen in de leeftijdscategorie van 15 tot pensioenleeftijd
Dus ook de gehandicapten, studenten, huismannen-/vrouwen, groepen die niet kunnen of willen werken


Slide 8 - Diapositive

alle
 werkenden

gehele bevolking 
-------------------------------------------------------------
-------------------------------------------------
de beroepsgeschikte bevolking
--------------------------------

de beroepsbevolking= aanbod  van arbeid
(alle werkenden en geregistreerd werklozen)
(iedereen tussen de 15 en 65 jaar)
(betaald, min. 12 uur per week, zowel zelfstandig als in loondienst)
onze arbeidsmarkt in piramideopbouw
(werkgelegenheid)

Slide 9 - Diapositive

Dhr. Gerritsen (71) werkt 36 uur per week betaald als CEO van een multinational.
Hij valt onder de...
A
vraag naar arbeid
B
beroepsgeschikte bevolking
C
aanbod van arbeid (beroepsbevolking)
D
de bevolking

Slide 10 - Quiz

Joah (23) ontvangt een Wajong uitkering en is vrijwilliger op een zorgboerderij, hij werkt hier zeker 3 dagen per week.
Hij is niet op zoek naar betaald werk.
Hij behoort tot de..
A
vraag naar arbeid
B
beroepsgeschikte bevolking
C
aanbod van arbeid (beroepsbevolking)
D
de bevolking

Slide 11 - Quiz

Tante Nel (60) staat 2 avondjes per week betaald koffie te schenken in de bedrijfskantine van Philips.
Zij behoort tot de..
A
vraag naar arbeid
B
beroepsgeschikte bevolking
C
aanbod van arbeid (beroepsbevolking)
D
de bevolking

Slide 12 - Quiz

Maken t/m opg 6.26
Let op: opg 6.24 is in principe gelijk aan opg 6.10.
Je hebt nu alleen geen prijs (P) maar loon (L), en dat zie je terug in de functies. 

Slide 13 - Diapositive

Arbeidsproductiviteit?

Slide 14 - Carte mentale

Als je een nul-urencontract hebt bij een werkgever, dan spreek je van..
A
flexwerk
B
vast contract

Slide 15 - Quiz

Er komen economisch betere tijden aan. Een gevolg kan zijn..
A
vraag naar arbeid neemt af, er is al genoeg werk
B
aanbod van arbeid neemt toe, want niemand heeft werk
C
vraag naar arbeid neemt toe, er is meer personeel nodig voor de extra productie
D
aanbod van arbeid neemt af, er is geen werk te vinden

Slide 16 - Quiz

Het aanbod van arbeid blijft gelijk, maar de vraag naar arbeid stijgt (in deze economisch betere tijden). Wat gebeurt er met het loon?
A
loon blijft gelijk, dat bepaalt de overheid
B
loon daalt, want vraag> aanbod
C
loon stijgt, want aanbod< vraag
D
loon stijgt, want aanbod > vraag

Slide 17 - Quiz

productiefactor arbeid of de arbeidsmarkt is homo-/ heterogeen;
A
homogeen, want ieder mens is hetzelfde
B
heterogeen; deelmarkten
C
homogeen; deelmarkten
D
heterogeen; want iedereen hetzelfde

Slide 18 - Quiz