4.7

4.7 Grammatica
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

4.7 Grammatica

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Lesdoelen
  • Uitleg + vragen
  • Maken

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van de lessen...
• kun je splitsbare werkwoorden benoemen;
• weet je het verschil tussen een splitsbaar werkwoord en een voorzetsel.

Slide 3 - Diapositive

Wat zijn splitsbare werkwoorden?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is een splitsbaar werkwoord?
A
opbellen
B
hangen
C
gaan
D
klimmen

Slide 5 - Quiz

Aantekeningen: splitsbare ww
Splitsbare werkwoorden zijn werkwoorden die uit twee delen kunnen bestaan.

Woordsoorten: 
Je benoemt beide delen
als werkwoord!!

Filmpje!

Slide 6 - Diapositive

Welk splitsbaar werkwoord zie je in de volgende zin:
Ik neem paracetamol in.

Slide 7 - Question ouverte

Welk splitsbaar werkwoord zie je in de volgende zin:
Hij spoelt het glas om.

Slide 8 - Question ouverte

Maken 4.7
Opdracht 1 t/m 6

Klaar? NUMO grammatica

Slide 9 - Diapositive

4.7 Grammatica - deel 2

Slide 10 - Diapositive

Planning
  • Lesdoelen
  • Uitleg + vragen
  • Maken

Slide 11 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van de lessen...
• kun je splitsbare werkwoorden benoemen;
• weet je het verschil tussen een splitsbaar werkwoord en een voorzetsel.

Slide 12 - Diapositive

Wat zijn splitsbare werkwoorden?

Slide 13 - Question ouverte

Wat is een splitsbaar werkwoord?
A
bellen
B
schoonmaken
C
nemen
D
gekletst

Slide 14 - Quiz

Aantekeningen: splitsbare ww
Splitsbare werkwoorden zijn werkwoorden die uit twee delen kunnen bestaan.

Woordsoorten: 
Je benoemt beide delen
als werkwoord!!

Slide 15 - Diapositive

Zit in de volgende zin een splitsbaar werkwoord?

Hij loopt voor de mevrouw.

Slide 16 - Question ouverte

Splitsbare ww of vz?
Soms zie je niet meteen of een woord een voorzetsel is, of deel van een splitsbaar werkwoord is. Kijk daarom eerst goed wat het hele werkwoord is
Is het woord een voorzetsel? Zet vz onder het woord.
Is het woord deel van een splitsbaar werkwoord? Zet ww achter het woord.

Ik zit op de bank.
zit = ww
op = vw                                       
Let je goed op?
Let = ww
op = ww

Slide 17 - Diapositive

Maken 4.7
Opdracht 1 t/m 10

Klaar? NUMO grammatica

Slide 18 - Diapositive

Beschrijf je buurman of buurvrouw (netjes) in twee zinnen. Gebruik zoveel mogelijk BN

Slide 19 - Diapositive

Laat maar zien....
Voorzetsels

Slide 20 - Diapositive

Op

Slide 21 - Diapositive

Naast

Slide 22 - Diapositive

Onder

Slide 23 - Diapositive

Boven

Slide 24 - Diapositive

Tussen

Slide 25 - Diapositive

Achter

Slide 26 - Diapositive

Tegen

Slide 27 - Diapositive