Ontwikkelingshulp

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Welk land is armer? Burundi of Afghanistan?
A
Burundi
B
Afghanistan

Slide 3 - Quiz

Waarom is Burundi armer dan Afghanistan?

Slide 4 - Question ouverte

Criteria ontwikkelingshulp
Je beschrijft het onderscheid tussen noodhulp en ontwikkelingshulp.
Je beschrijft voordelen en nadelen van ontwikkelingshulp.
Je geeft voorbeelden van hulpacties om ontwikkelingslanden te helpen.

Slide 5 - Diapositive

Criteria economische afhankelijkheid
Je beschrijft de kenmerken van globalisering.
Je herkent de kenmerken van centrum-, semi-periferie- en periferielanden.
Je beschrijft en verklaart de manier waarop de economie van arme en rijke landen afhankelijk zijn van elkaar.

Slide 6 - Diapositive

Wat is ontwikkelingshulp?

Slide 7 - Question ouverte

welke soorten hulp zijn er?

Slide 8 - Diapositive

1) noodhulp:het sturen van medicijnen, voedsel, tenten bij rampen ( korte termijn)

Slide 9 - Diapositive

2. Structurele hulp: blijvende hulp dus voor een langere duur. Denk maar aan het aanleggen van waterleidingen of wegen, of het opleiden van doctoren.

Slide 10 - Diapositive

Welke soort hulp is dit?
A
Structurele hulp
B
noodhulp

Slide 11 - Quiz

Waarom is dit noodhulp?

Slide 12 - Question ouverte

Noem een voordeel van ontwikkelingshulp

Slide 13 - Question ouverte

Er zijn ook nadelen aan ontwikkelingshulp. Soms komt het geld bij de verkeerde mensen en profiteert de lokale bevolking er bijna niet van (corruptie). Zeker als de landen geen sterke overheid hebben, is het vaak onduidelijk waar geld of hulp terecht komt. 

Slide 14 - Diapositive

Sterke of zwakke staat?
Sterke staten: goede organisatie van het bestuur van het land, wereldwijd belangrijke rol in de politiek, economie en cultuur. 

Zwakke staten: slechte sociale structuur.
Grote groep arme mensen, kleine groep rijke mensen. De rijke mensen hebben economische en politieke macht.
-> vaak veel conflicten tussen verschillende etnische groepen en corruptie bij de overheid

Slide 15 - Diapositive

De wereld is in de afgelopen honderd jaar steeds meer met elkaar verbonden geworden.

Globalisering: wereldwijde uitwisseling van mensen, goederen en informatie
Welke kenmerken van globalisering zie je op de foto?

Leg uit!

  • Starbucks 
  • Apple computer 
  • Buitenlandse kledingmerken
  • wereldkaart op de achtergrond

Slide 16 - Diapositive

Wat is de juiste volgorde van rijk naar arm?
A
centrum-periferie-semiperiferie
B
semiperiferie-centrum-periferie
C
centrum-semiperiferie-periferie
D
periferie-semiperiferie-centrum

Slide 17 - Quiz

De economie van arme en rijke landen zijn sterk met elkaar verbonden. Het zijn vooral de centrumlanden en de semi-periferielanden die handel met elkaar drijven. De productie in de periferielanden is vaak erg laag, waardoor er heel weinig handel met deze landen wordt gedreven. 
 


Slide 18 - Diapositive

Importeren

Slide 19 - Diapositive

Exporteren

Slide 20 - Diapositive

Halffabricaat 
hout
balken
tafel

Slide 21 - Diapositive

In de semi-periferielanden is veel industrie door het centrum. Ze verplaatsen dit naar lagelonenlanden. Hier komen veel grondstoffen, halffabricaten én eindproducten vandaan. Zo komen er veel elektronische producten uit landen als India en China. Deze landen kunnen voor een lage prijs veel produceren. De arbeidskosten zijn hier duurder dan in periferielanden, maar goedkoper dan in de centrumlanden.

 

Een gevolg van dit proces is dat semi-periferielanden steeds rijker worden, doordat ze veel geld verdienen met de productie van goederen. Periferielanden die geen grondstoffen hebben die ze kunnen verkopen, blijven arm. Centrumlanden hebben hun industrie zien verdwijnen, maar verdienen nog steeds geld aan hoogwaardige goederen waar veel kennis voor nodig is, zoals medische apparatuur.

Slide 22 - Diapositive


Maken werkdoelen ontwikkelingshulp en economische afhankelijkheid
timer
40:00

Slide 23 - Diapositive

Wat is het verschil tussen noodhulp en structurele hulp?
A
noodhulp is voor nood, structurele hulp is voor structuur
B
noodhulp is op korte termijn, structurele hulp is op lange termijn
C
noodhulp is op lange termijn, structurele hulp is op korte termijn
D
geen idee

Slide 24 - Quiz

Deze hulp wordt geboden na een tsunami
A
Structurele hulp
B
Noodhulp

Slide 25 - Quiz

Welk van de onderstaande is een voorbeeld van structurele hulp?
A
Tenten leveren
B
voedsel leveren
C
opleidingen verzorgen
D
medicijnen leveren

Slide 26 - Quiz

Welke hulp wordt er vaak direct na een natuurramp aangeboden?
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 27 - Quiz

Wat is een halffabricaat?
A
een product dat af is
B
een product dat naar een andere fabriek gaat om het af te maken
C
een grondstof
D
een materiaal

Slide 28 - Quiz

Globalisering is het uitwisselen van...
A
Geld
B
Goederen
C
Mensen
D
Informatie

Slide 29 - Quiz