Deugdelijk en ondeugdelijk argumenteren

Jullie leerkracht heeft een zak met geld 
Wie kan er mij van overtuigen dat hij/zij die zak verdient?
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Jullie leerkracht heeft een zak met geld 
Wie kan er mij van overtuigen dat hij/zij die zak verdient?

Slide 1 - Diapositive

FEIT/MENING
Een feit is iets wat je kunt controleren. Er is geen discussie mogelijk. 
Voorbeeld: Brussel is de hoofdstad van Belgïe. 

Een mening verwoordt een persoonlijk standpunt. Er is discussie mogelijk
Voorbeeld: Brussel is een lelijke stad.


Slide 2 - Diapositive

STANDPUNT - ARGUMENT
Stelling (het onderwerp waarover je discussieert) 
Moeten jongeren beperkt worden in hun gebruik van sociale media?

Standpunt (wat jij ervan vindt, ben je voor of tegen):  
Bijvoorbeeld: (Ja) er moet een maximumtijd per dag komen

Argument (reden die je geeft):
want te veel sociale media zorgt voor stress en slaaptekort bij jongeren.

Slide 3 - Diapositive

STANDPUNT - ARGUMENT
Standpunt (jouw mening): Jongeren moeten beperkt worden op sociale media.
Argument (jouw reden): Te veel schermtijd zorgt voor stress en slaapproblemen.
Tegenargument (van de tegenpartij): Sociale media helpt jongeren om tot rust te komen en contact te houden.
Weerlegging (jouw reactie): Dat lijkt zo, maar jongeren voelen zich vaak slechter door het vergelijken met anderen.

Slide 4 - Diapositive

STANDPUNT - ARGUMENTEN 
HERKENNEN
Je kan je standpunten en argumenten herkennen door middel van een simpele proef: 
de ‘want/dus’ proef. 

- Kan je er ‘want’ tussen zetten? Dan staat het standpunt eerst en volgt dan het argument. 
- Kan je er ‘dus’ tussen zetten? Dan staat het argument eerst en volgt het standpunt.

 

a. Je moet de hond uitlaten.………………………………………………………………………….
Hij heeft al veel te lang binnen gezeten.……………………………………………………………

b. Opgevoerde scooters worden in beslag genomen……………………………………………..
Je kunt maar beter niet aan je scooter knoeien.…………………………………………………...

Slide 5 - Diapositive

STANDPUNT - ARGUMENTEN 
HERKENNEN

1. Je moet de hond uitlaten .………………
Hij heeft al veel te lang binnen gezeten (= stelling) 

2. Opgevoerde scooters worden in beslag genomen ………………
Je kunt maar beter niet aan je scooter knoeien (= conclusie)

Slide 6 - Diapositive

Met een argument onderbouw je dus je standpunt. 
We maken hierbij opnieuw een onderscheid tussen: 
Feitelijk argument: is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden. Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in de Kinepolis, want die bioscoop is bij mij om de hoek. 

Waarderend argument: hierover kan je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.
Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in de UGC, want die bioscoop vind ik veel prettiger.

Welke argument heb jij  gebruikt toen je mij wilde overtuigen dat je de zak geld verdiende?

Slide 7 - Diapositive

Maak nu oefening A op pag 78
timer
2:00

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

SOORTEN ARGUMENTEN
- Argumenten op basis van oorzaak en gevolg (causaal verband) 
Voorbeeld: De koffieoogst is mislukt, de koffieprijzen zullen wel weer de hoogte ingaan.
 
- Argumenten op basis van overeenkomst en vergelijking
Voorbeeld: Je moet hetzelfde orkestje nemen als Tom op zijn feestje had, want dat was een groot succes. 
 
- Argumenten op basis van voorbeelden (die als bewijs dienen)
Voorbeeld: Nachtvluchten moeten worden verboden. Mijn tante woont bij de luchthaven en doet ‘s nachts geen oog dicht.
 


Slide 10 - Diapositive

SOORTEN ARGUMENTEN
- Argumenten op basis van autoriteit 
Voorbeeld: Het fileprobleem wordt steeds groter. Volgens onderzoek van het ministerie van Communicatie en Infrastructuur is het verkeer op de Belgische wegen het afgelopen jaar met 5,7% toegenomen. 
 
- Argumenten op basis van kenmerken of eigenschappen.
Je noemt een kenmerk of een eigenschap dat/die je standpunt ondersteunt.
Voorbeeld: Het jachtluipaard is het snelste dier op aarde want ze kunnen tot wel 105 km/u rennen.

Slide 11 - Diapositive

Heen en weer
1. Om de beurt noemt iemand: een soort argument (bijv. oorzaak-gevolg, gezagsargument, ...)
én geeft daar een eigen voorbeeld bij.

2. Je partner luistert goed en controleert:
  • Klopt het soort argument?
  • Is het voorbeeld passend?
  • Is het juist? Zeg: ✅ “Klopt!”
  • Is het niet juist? Zeg: ❌ “Ik denk dat het iets anders is, want…”
       → Leg elkaar uit waarom.

3. Wissel daarna van rol.   
timer
0:30

Slide 12 - Diapositive

Jongeren zouden na 21 uur geen schermen meer mogen gebruiken. Door het blauwe licht van schermen slapen jongeren slechter.
A
Voorbeeld
B
Kenmerk of eigenschap
C
Oorzaak-gevolg
D
Vergelijking

Slide 13 - Quiz

Het begrotingstekort zal dit jaar stabiliseren. Dat zei de minister van Financiën.
A
Oorzaak-gevolg
B
Autoriteit

Slide 14 - Quiz

Tussentaal wordt meer gebruikt danb vroeger. Zelfs politici gebruiken 'ge' nu op TV.
A
Voorbeeld
B
Oorzaak - gevolg
C
Kenmerk of eigenschap
D
Vergelijking

Slide 15 - Quiz

Het is oneerlijk dat ik strafstudie krijg. Anneke was even vaak afwezig en zij moet maar een uurtje nablijven.
A
Oorzaak - gevolg
B
Vergelijking
C
Voorbeeld
D
Kenmerk - eigenschap

Slide 16 - Quiz

Schrijfronde
- Maak groepjes (van 4). 
- Iedereen krijgt een blad met een andere stelling. 
- Je krijgt 5 minuten om de stelling in stilte te lezen en een pro- of contra argument te noteren. 
- Na 5 minuten wordt het stellingenblad doorgeschoven binnen je eigen groepje (met de klok mee). 
- Je krijgt dan opnieuw een (andere) stelling te lezen met een argument van je medeleerling. 
- Nu formuleer je zelf een pro- of contra – reactie op de stelling (of op de voorgaande reactie van de klasgenoot). 
- Opnieuw worden de bladen doorgeschoven en dit totdat iedereen zijn/haar oorspronkelijke stelling opnieuw in het bezit heeft. 
- KIES NU PER GROEP DE 4 STERKSTE ARGUMENTEN PER STELLING 



14 stellingen voor 14 leerlingen: 

Huiswerk moet afgeschaft worden 
Maak ongezond eten duurder 
Leerlingen moeten een schooluniform dragen
Spreek leraren met de voornaam aan 
Voer stemrecht in vanaf zestien jaar 
De grote vakantie moet worden ingekort
Pesten moet strafbaar worden gesteld
Roddelbladen moeten verboden worden
Gewelddadige games moeten verboden worden
Bejaarde ouders zouden zoveel mogelijk bij hun kinderen in huis moeten gaan wonen
Het ’photoshoppen’ van modellen en beroemdheden moet verboden worden
Het huwelijk is een achterhaalde traditie
Kinderen moeten zelf hun vaste bedtijd kiezen
Het winteruur moet worden afgeschaft





Voor de leerlingen die hier nood aan hebben, een schrijfkader:  
Stelling: 
Vraag 1: Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat niet erg of waarom lost de stelling dit probleem niet op?
Antwoord:
Argument:
Vraag 2: Wat zijn de voor- en/of nadelen?
Antwoord:
Argument:
Vraag 3: Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die komt door de stelling goed voor die mensen?
Antwoord:
Argument:

Slide 17 - Diapositive

Waarom krijg ik niet meer zakgeld?
Mijn oudere zus krijgt toch ook €10 meer?
A
Geldige argumentatie
B
Ongeldige argumentatie

Slide 18 - Quiz

Volgens mijn huisarts blijft zonnecrème ongeveer twee jaar houdbaar.
A
Geldige argumentatie
B
Ongeldige argumentatie

Slide 19 - Quiz

Morgen zal het mooi weer worden. Jeroen Meus heeft het gezegd!
A
Geldige argumentatie
B
Ongeldige argumentatie

Slide 20 - Quiz

Condooms verergeren de verspreiding van aids, want dat zegt de paus.
A
Geldige argumentatie
B
Ongeldige argumentatie

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Vidéo

Graancirkels zijn echt van buitenaardse wezens, want dat staat op internet.
A
Geldige argumentatie
B
Ongeldige argumentatie

Slide 23 - Quiz

Ondeugdelijke argumenten  = drogredenen
  • De overhaaste generalisatie 
  • De cirkelredenering
  • De persoonlijke aanval/ op de man i.p.v. op de bal spelen
  • Het ontduiken van de bewijslast
  • Het vertekenen van het standpunt
  • Het bespelen van het publiek 
  • Een vals dilemma

Slide 24 - Diapositive

Ondeugdelijke argumenten  = drogredenen
  • Foute vergelijkingen: appels met peren vergelijken
  • Bedenkelijke autoriteit
  • Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie

Slide 25 - Diapositive

Cirkelredenering: het argument verklaart eigenlijk niets en je zegt twee keer hetzelfde.
Bijvoorbeeld: ‘Ik vind Piet niet aardig want ik mag hem niet’.

Slide 26 - Diapositive

Verkeerd autoriteitsargument: 
Een argument kan extra waarde krijgen als een belangrijk persoon hetzelfde vindt of het argument kan ondersteunen. Pas alleen wel op dat je de juiste persoon hiervoor gebruikt.


Bijvoorbeeld: Dat is een goede belegging volgens mijn tandarts.


Slide 27 - Diapositive

Onjuist causaal verband: Door het te laten lijken dat twee gebeurtenissen die na elkaar gebeuren een oorzaak-gevolg verband hebben, heb je snel een geloofwaardig argument gecreëerd. Alleen hoeven de oorzaak en het gevolg niets met elkaar te maken te hebben



Sinds ze iPads op school gebruiken, zijn de resultaten voor de rekentoets achteruit gegaan.


Slide 28 - Diapositive

Onjuiste generalisatie: Deze drogredenering wordt vaak gebruikt als er snel een conclusie wordt getrokken. Je kan niet iets over een grote groep mensen zeggen naar aanleiding van één persoon.


Bijvoorbeeld: Mijn oma dronk elke dag wijn en zij is 100 geworden, dus alcohol is helemaal niet zo gevaarlijk.

Slide 29 - Diapositive

Persoonlijke aanval: Een simpele oplossing om een ander argument te pareren is door je tegenstander persoonlijk aan te vallen. Door de geloofwaardigheid van iemand in twijfel te trekken, wordt het argument naar beneden gehaald. 


Een jager wordt aangevallen omdat hij voor zijn plezier onschuldige dieren doodt. De jager geeft als argument: “Jij eet vlees, dus jij doodt ook onschuldige dieren”.

Slide 30 - Diapositive

Verkeerde vergelijking: Je wilt met een vergelijking iets duidelijk maken, alleen gebruik je hiervoor twee totaal verschillende gedachten.



Bijvoorbeeld: ‘Ik vind dat we echt niet naar gym hoeven, we bewegen toch al als we naar school fietsen?’.

Slide 31 - Diapositive

Vertekenen van een standpunt: De tegenpartij wordt woorden in de mond gelegd waarvan de onjuistheid moeilijk te bewijzen is. 


Bijvoorbeeld: ‘Ga jij niet mee winkelen? Dus je gaat je lekker zitten vervelen?’

Slide 32 - Diapositive

Vals dilemma: Men doet voorkomen alsof er gekozen kan worden uit twee mogelijkheden, terwijl er veel meer dan die twee zijn.




Bijvoorbeeld: ‘Als jij niet naar Spanje op vakantie wil, dan gaan we gewoon helemaal niet op vakantie’

Slide 33 - Diapositive

Ontduiken van de bewijslast: Hier wordt de tegenpartij geacht het tegendeel te bewijzen.




Bijvoorbeeld: ‘Dat hoef ik toch niet te bewijzen, dat is toch zo’

Slide 34 - Diapositive

Onjuist kenmerk/ eigenschap: Bij een onjuist kenmerk of eigenschap worden bepaalde eigenschappen overdreven terwijl andere relevante kenmerken of eigenschappen worden genegeerd.




Bijvoorbeeld: ‘Dat meisje heeft weer haar haar hetzelfde, ze zal wel niet creatief zijn’

Slide 35 - Diapositive

Heen en weer
1. Werk opnieuw in duo’s.
2. Lees om de beurt een stelling met een drogreden op het bord.
3. De ene leerling leest de stelling voor en probeert te benoemen welke drogreden er wordt gebruikt.
4. De andere leerling luistert en controleert:
✅ Klopt het? Zeg waarom.
❌ Niet juist? Leg uit welke drogreden het wél is.
5. Daarna wisselen jullie van rol.


Slide 36 - Diapositive

Het is goed dat honden aan de lijn moeten lopen, baby's moeten toch ook in een kinderwagen?
A
Onjuiste generalisatie
B
Persoonlijke aanval
C
Verkeerde vergelijking
D
Onjuist causaal verband

Slide 37 - Quiz

Door mee te doen met de wedstrijd, wil hij alleen maar populairder worden.
A
Cirkelredenering
B
Onjuist causaal verband
C
Verkeerde vergelijking
D
Persoonlijke aanval

Slide 38 - Quiz

Het is een jongere die de auto in brand heeft gestoken. Zie je wel: alle jongeren zijn criminelen.
A
Onjuiste generalisatie
B
Persoonlijke aanval
C
Verschuiven van bewijslast
D
Verkeerd autoriteitsargument

Slide 39 - Quiz

Ik heb geen zin in eten, want ik heb geen honger.
A
Persoonlijke aanval
B
Verschuiven van bewijslast
C
Cirkelredenering
D
Verkeerd autoriteitsargument

Slide 40 - Quiz

Heb jij misschien cijfers waaruit iets anders blijkt?
A
Cirkelredenering
B
Persoonlijke aanval
C
Verschuiven van bewijslast
D
Verkeerde vergelijking

Slide 41 - Quiz

Hij is zelf geen vrouw, dus waarom zou hij zich iets aantrekken van de rechten van de vrouw?
A
Persoonlijke aanval
B
Cirkelredenering
C
Verkeerde vergelijking
D
Verkeerd autoriteitsargument

Slide 42 - Quiz

Sinds er meer kikkers in de vijver zitten, is het water schoner. Dat moet dus wel aan de kikkers liggen.
A
Onjuise generalisatie
B
Onjuist causaal verband
C
Verschuiven van bewijslast
D
Persoonlijke aanval

Slide 43 - Quiz

De vorige keer klopte het niet wat hij vertelde, dus waarom zou het nu wel kloppen?
A
Onjuist causaal verband
B
Persoonlijke aanval
C
Verkeerd autoriteitsargument
D
Generalisatie

Slide 44 - Quiz

Het is belachelijk dat jullie drie boeken van voor 1880 moeten lezen voor je lijst. Dat vindt youtuber Acid immers ook.
A
Verschuiven van bewijslast
B
Persoonlijke aanval
C
Onjuiste generalisatie
D
Verkeerd autoriteitsargument

Slide 45 - Quiz

Dus jij vindt dat Natuurmonumenten geen goed werk verricht. Het milieu interesseert jou blijkbaar helemaal niets.
A
Onjuist causaal verband
B
Vertekenen standpunt
C
Valse vergelijking
D
Persoonlijke aanval

Slide 46 - Quiz

Wij hebben dit voorjaar in een hotel in Dresden gelogeerd. Het was er super schoon: de douche, het bed en de vloer waren om van te eten. Zie je wel dat Duitsers zeer net en hygiënisch zijn.
A
Onjuist causaal verband
B
Verkeerde vergelijking
C
Vertekenen standpunt
D
Overgeneralisatie

Slide 47 - Quiz