Herhaling toetsstof H1 tm H6

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

De grote spellingquiz: hoofdstuk 1 t/m 6

Je gebruikt hoofdletters bij...

Wanneer gebruik je een uitroepteken?

1. bij het extra nadruk geven van een zin
2. bij een vraagzin
3. Als iemand fluistert

Wanneer gebruik je een komma?

1. voor het woordje 'en'
2. tussen twee persoonsvormen
4. voor verbindingswoorden

Persoonsvorm tegenwoordige tijd 

De terroristen .... (gijzelen) onschuldige mensen.

Hij .... (beantwoorden) mijn berichten altijd te laat.

1. beantwoord
2. beantwoordt
3. beantwoort
4. beantwoorden

Dit .......... (gebeuren) nooit meer!

1. gebeurt
2. gebeurdt
3. gebeurd

Persoonsvorm verleden tijd 

De moeder ....
(verwennen) de kinderen te veel. (vt)

De kinderen ....
(maken) heel lieve knutselwerken voor hun moeder.

1. maakte
2. makte
3. maakten
4. maken

Vorige week ..........
(zijn) ik in de stad.

Meervouden (op -en en -s)

Spel telkens het woord als meervoud

slagboom

vaardigheid

1. vaardigheids
2. vaardigheden

auto

lolly

1. lolly's
2. lollies
3. lollys

WK

industrie

1. industries
2. industrieën
3. industriën

Voltooid en onvoltooid deelwoord 

Hij heeft die jongen weer .... (stompen)

Wij zijn samen naar huis .... (lopen).

Nadine was bijna door de afdelingsleider ...(schorsen)

(ov) ...... (praten) liepen zij naar de auto.

...... (huilen) vertelde mijn broertje hoe hij was gevallen.

Bijvoeglijk naamwoord

Er waait een .... (fris) wind door de school.