Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
H5 Voeding en Energie
Slide 1 - Diapositive
Wat houdt ruststofwisseling in?
Slide 2 - Question ouverte
Ruststofwisseling
De energie die verbruikt wordt op het moment dat het lichaam niet intensief beweegt. Deze energie wordt gebruikt voor hart- en longspieren, maar ook door de darmen.
Slide 3 - Diapositive
Bij een onderzoek naar de stofwisseling van gistcellen doet men een proef waarbij alle variabelen identiek zijn, behalve het boven de oplossing. In opstelling 1 lucht en in opstelling 2 zuivere stikstof. Gedurende 5 uur meet men in beide opstellingen de CO2-concentratie boven de vloeistof. De schaalverdeling van beide diagrammen is hetzelfde. In welke van de opstellingen hebben de gistcellen gedurende de eerste 3 uur de meeste glucose verbruikt of is dit niet uit de gegevens af te leiden?
A
in opstelling 1
B
in opstelling 2
C
niet af te leiden
Slide 4 - Quiz
Organisch of anorganisch?
Anorganisch
Organisch
Eiwit
Zetmeel
NaCl
Glucose
DNA
Koolstof dioxide
Slide 5 - Question de remorquage
organisch <-> anorganisch
Slide 6 - Diapositive
Koolhydraten zijn:
A
Bouwstoffen
B
Beschermende stoffen
C
Brandstoffen
D
Reserve stoffen
Slide 7 - Quiz
Voedingsstoffen
Er zijn vier functies van voedingsstoffen.
Bouwstoffen; Groei en herstel
Brandstoffen; energie
Reservestoffen; opslag
Beschermende stoffen; zorgen dat je niet ziek wordt
Slide 8 - Diapositive
Leg uit wat dissimilatie is
Slide 9 - Question ouverte
Dissimilatie in de mens
1. ATP voorraad
2. Creatinefosfaat
3. Anaerobe dissimilatie
4. Aerobe dissimilatie
Slide 10 - Diapositive
Hiernaast staat de 'fosfaataccu' weergegeven.
Wanneer wordt dit proces in je lichaam toegepast?
A
Bij een teveel aan ATP
B
Bij een tekort aan ATP
C
Bij een teveel aan fosfaatgroepen
D
Bij een tekort aan fosfaatgroepen
Slide 11 - Quiz
Verbranding (aerobe dissimilatie van glucose)
Glucose (C6H12O6)
6 CO2
6 H2O
38 ATP
6 O2
Slide 12 - Question de remorquage
Hoeveel ATP ontstaat er bij de aerobe dissimilatie meer dan bij de anaerobe dissimilatie?
A
1 ATP
B
2 ATP
C
36 ATP
D
38 ATP
Slide 13 - Quiz
Fosfaataccu
ATP (energie) kan opraken bij veel of plotselinge inspanning
Dis is "een noodaccu" om een tekort aan ATP op te lossen
Creatinefosfaat kan zijn fosfaatgroep afstaan aan ADP -> nieuwe ATP
Slide 14 - Diapositive
Anaerobe dissimilatie
Slide 15 - Diapositive
Aerobe dissimilatie
Aeroob = Met zuurstof
Dissimilatie glucose = 38ATP
Gebeurt in mitochondriën
Slide 16 - Diapositive
Waar of niet waar? Vetten kunnen direct worden omgezet in pyrodruivenzuur
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
Welke energievorm zorgt na 30 seconden intensief sporten voor de meeste energie?
A
ATP
B
Fosfaataccu
C
anaerobe dissimilatie
D
aerobe dissimilatie
Slide 18 - Quiz
Wat is een essentieel aminozuur?
A
een aminozuur dat je lichaam zelf aanmaakt dus die hoef je niet met je voeding binnen te krijgen
B
een aminozuur dat je lichaam niet zelf aanmaakt dus die hoef je niet met je voeding binnen te krijgen
C
een aminozuur dat je lichaam zelf aanmaakt dus die moet je binnenkrijgen met je voeding
D
een aminozuur dat je lichaam zelf niet aanmaakt dus die moet je binnenkrijgen met je voeding
Slide 19 - Quiz
Welke van deze 4 aminozuren is niet-essentieel? )
A
lysine
B
theonine
C
proline
D
isoleucine
Slide 20 - Quiz
Eiwit
20 verschillende aminozuren Essentiele aminozuren en niet-essentiele aminozuren
BINAS tabel 67H De niet essentiele aminozuren kunnen in de lever worden gemaakt uit andere aminozuren.
Slide 21 - Diapositive
Is fotosynthese een voorbeeld van assimilatie? Is verbranding een voorbeeld van assimilatie?
A
Fotosynthese wel, verbranding niet
B
Verbranding wel, fotosynthese niet
C
Beide zijn voorbeelden van assimilatie
D
Beide zijn geen voorbeeld van assimilatie
Slide 22 - Quiz
Wat is voortgezette assimilatie?
A
Het maken van glucose uit eiwitten, vetten en koolhydraten
B
Het maken van eiwitten, vetten en koolhydraten uit glucose
C
Het omzetten van H2O en CO2 in C6H12O6
D
Het opbouwen van complexen anorganische stoffen
Slide 23 - Quiz
Geef een voorbeeld van voortgezette assimilatie
Slide 24 - Question ouverte
Assimilatie = opbouwstofwisseling
Gewone assimilatie Voortgezette assimilatie
kleine moleculen vormen organische moleculen glucose vormt koolh, eiwit, vet
Slide 25 - Diapositive
Welke formule gaat over anaërobe gisting?
A
C6H12O6 + 6 O2 --> 6 CO2 + 6 H2O
B
C6H12O6 --> 2 C2H5OH + 2 CO2
Slide 26 - Quiz
Vrijkomen van melkzuur in spieren is een vorm van.
A
Voortgezette assimilatie
B
Aerobe Dissimilatie
C
Anaerobe dissimilatie
D
Fotosynthese
Slide 27 - Quiz
Drooggewicht = als je een organisme helemaal droogt. Waarvoor gebruik je dit?
A
Om te kijken of een organisme aan fotosynthese gedaan heeft
B
Om te kijken of het organisme veel water bevat
C
Om te kijken of het organisme groter geworden is
D
Om te kijken of de biomassa van het organisme toegenomen is
Slide 28 - Quiz
Welk proces is in de afbeelding schematisch weergegeven?