Grammatica: persoonsvorm - onderwerp

Grammatica
Persoonsvorm en onderwerp
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica
Persoonsvorm en onderwerp

Slide 1 - Diapositive

Persoonsvorm
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Slide 2 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm?
  • Maak de zin vragend.
  • Verander de zin van tijd.
  • Verander het getal (enkelvoud/meervoud).

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Hoe vind je het onderwerp?

Stel de vraag: Wie (Wat) + persoonsvorm?

Slide 5 - Diapositive

Onderwerp

Je kunt ook de persoonsvorm in de zin veranderen van enkelvoud naar
meervoud of andersom. Als je dat doet verandert het onderwerp mee.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Oefenen
Maak de oefeningen van Juf Melis. Klik door naar de volgende slides.

Slide 8 - Diapositive

De persoonsvorm is altijd....
A
een persoon
B
een werkwoord

Slide 9 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm in de zin?
(er zijn meerdere antwoorden goed!)
A
Maak van enkelvoud meervoud of andersom, het werkwoord dat verandert = persoonsvorm
B
Maak van enkelvoud meervoud of andersom, het woord dat verandert = persoonsvorm
C
Maak van tegenwoordige tijd verleden tijd of andersom. Het werkwoord dat verandert = persoonsvorm
D
Maak de zin vragend. Het eerste woord in de vraagzin = persoonsvorm

Slide 10 - Quiz

Hoe vaak kijk jij naar Netflix?
Wat is de persoonsvorm?

Slide 11 - Question ouverte

de machines
Kan dit het onderwerp van een zin zijn?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

wie
Kan dit het onderwerp van een zin zijn?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Na school gingen de leerlingen naar huis.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
Gelukkig ruimde Sjoerd zijn spullen meteen op.

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
Welk deel van de stad werd door de orkaan verwoest?

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
Tijdens het eten las mijn vader de krant voor.

Slide 17 - Question ouverte

persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
eet
Piet
vallen
de stoel
de hond
sliep
de rozen
bloeide

Slide 18 - Question de remorquage

Wat ga je doen?
taalblokken.nl > grammatica en spelling 2F > grammatica > pv, onderwerp

Slide 19 - Diapositive