week 3 les 2 b1f

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

• aimer/adorer/préférer/ détester
  
• de ontkening
• Les devoirs
• parler
  

Le but: à la fin de ce cours:

• kan ik de ontkenning toepassen in het Frans
• heb ik geoefend met de grammatica die ik moeilijk vind
  
• kan ik de weg uitleggen in het Frans (plusgroep)

Je gevoelens uiten in het Frans

ik heb een hekel aan  = je déteste (détester)

Ik ben dol op                 = j'adore (adorer)

Ik heb liever                   = je préfère (préférer) 

Ik hou van                       = j'aime (aimer)

Schrijf op in je schrift

Introductie grammatica

Stukje aantekening, leerlingen nemen het over

We gaan naar een korte video kijken

Hoe zeg je in het Frans dat je ergens van houdt of juist vreselijk vindt?

Is de zinsconstructie hetzelfde in het Frans?

Plusopdracht - hoe maak je de ontkenning. 

Ik houd van kaas - ik houd niet van kaas

edpuzzle.com

Je préfère musique

Vrai

Faux

Testen of het stukje grammatica is overgekomen

Aantekening!!!!!

1. Na  adorer, aimer, détester en préférer  le, la, l' of les
2. In het Nederlands gebruik je hier géén lidwoord!
3. Voorbeeld: 

    Mijn ouders zijn dol op tennis -> Mes parents adorent le tennis

Stukje theorie

Aantekening laten maken

Le - La - L' - Les

1. Tu aimes beaucoup ........ chiens?
2. Claire déteste  ..............  histoire.
3. On préfère ......... maths.
4. J'adore ....... chocolat.

Oefening

préférer

Je préfère

Tu préfères

Il/elle/on préfère

nous préférons

vous préférez

ils/elles préfèrent

Mon sport préférée

aimer, adorer, préférer, détester +

le la, l'

Maak zinnen ermee

Klaar? probeer met ontkenning

Je gevoelens uiten in het Frans

Ik heb een hekel aan  =  

Ik ben dol op                 = 

Ik heb liever                   = 

Ik hou van                       = 

Introductie grammatica

Stukje aantekening, leerlingen nemen het over

Wat is 2e en 3e in het Frans?

Premier - dernier

Deuxième

Troisième

Quatrième

Cinquième

etc.

Hoe zeg je?

Het is dichtbij

Het is veraf

C'est tout près

C'est loin

werkwoorden

aller - prendre               tu vas - tu prends

                                              je gaat - je neemt

Tu vas tout droit

Tu prends la deuxième rue à gauche

Exercice 9

Tout droit - rechtdoor

à gauche - naar links

à droite - naar rechts

Exercice 10

1. dichtbij

2. ok

3. succes

4. jij neemt

5. de bakker

6. tweede

7. verhuizen

8. wit

La négation

Let op klinkerbotsing!!

j'ai seize ans

je n'ai pas seize ans

c'est in de ontkenning wordt:

1. c'est ne pas
2. c' n'est pas
3. ne c'est pas
4. ce n'est pas

ce

n'

est

pas

Maak de zin ontkennend:
Vous êtes en France

1. Vous ne êtes pas en France
2. Vous êtes en ne France pas
3. Vous n'êtes pas en France
4. Vous n'êtes en France pas

Tu aimes le foot?

1. Non, j'aime pas le foot
2. Non, je n'aime pas de foot
3. Non, je ne aime pas le foot
4. Non, je n'aime pas le foot

Vous donnez un livre?

1. Non, je ne donne pas de livre
2. Non, je donne n'un livre pas
3. Non, je ne donne pas un livre

Nooit
Niets
Nog niet
Niet meer
Niet/geen

ne...pas

Ne...jamais

Ne....plus

Ne...pas encore

Ne....rien

Maak de zin ontkennend:
Elle travaille bien. (niet)
ne .... pas

Au travail - les devoirs

Maken exercice 16d blz 126

woensdag 1 febr: apprendre 4 en 6

Les devoirs

vrijdag 27 jan: apprendre 4 

woensdag 1 febr: apprendre 4 en 6

vrijdag 3 febr: apprendre 5, 6, 7

woensdag 8 febr : apprendre 8 en 10

vrijdag 10 febr: apprendre 9

woensdag 15 febr - alle apprendres

Vrijdag 17 februari - luistertoets

Leg de weg uit naar een lokatie

- neem een bestemming in gedachte

- teken het op een kaartje

- leg uit hoe de ander moet lopen

Tip: gebruik woorden/zinnen apprendre 4 en apprendre 7