Theorie fictie en gedicht H1-H5

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

FICTIE

Tijdsperspectief

Met tijdsperspectief wordt bedoeld: 

hoe de schrijver gebruik maakt van de tijd in een verhaal. 

Beschrijft hij vooral wat er vroeger is gebeurd? 

Of juist hoe het nu is? 

Als je je mening over een boek wilt uitleggen, kun je gebruikmaken van verschillende soorten argumenten. Welke hoort er niet bij?

1. Morele argumenten
2. Emotieve argumenten
3. Realistische argumenten
4. Emotionele argumenten

Is het verhaal geloofwaardig, komen de personages levensecht over, zijn de gebeurtenissen voorstelbaar?

1. realistische argumenten
2. emotieve argumenten
3. morele argumenten
4. stilistisch of esthetisch argument

Vind je het verhaal mooi, origineel, slap, of clichématig?

1. realistische argumenten
2. emotieve argumenten
3. morele argumenten
4. stilistisch of esthetisch argument

Hoe heet het als de verhaalgebeurtenissen
vanuit het perspectief van verschillende personages wordt beleefd?

1. Alwetend perspectief
2. Meervoudig perspectief
3. Psychisch perspectief
4. Tijdsperspectief

Wat wordt er bedoeld met een round character?

Chronologisch 

Niet-chronologisch

Terugverwijzing

Flashback

Vooruitwijzing

Wat is geen kenmerk van een open einde?

1. het verhaalprobleem is opgelost
2. een aantal zaken blijven onopgelost.
3. Je kunt zelf invullen hoe het verhaal verder zal gaan
4. En ze leefden nog lang en gelukkig

Wat is eindrijm?

gekruist rijm 

gepaard rijm 

omarmend rijm 

gebroken rijm 

ABBA

ABCB

ABAB

AABB

Valentijn is fijn

maar elke dag

bij het zien van je glimlach

is gelukkig zijn

Valentijn is fijn

ik wil elke dag

gelukkig zijn

bij het zien van je glimlach

Valentijn is fijn

is gelukkig zijn
bij het zien van je glimlach

elke dag

abba

aabb

abab

gekruist rijm

omarmend rijm

gepaard rijm

Een enjambement is...

1. Een onverwachte komische wending aan het einde van het gedicht
2. Een (taal)grap
3. Een punt aan het einde van het gedicht
4. Een zin op een niet natuurlijke manier opbreken.

Welke assonantie herken je?

Noem een voorbeeld van:
assonantie

Beeldspraak is...

1. figuurlijk taalgebruik om een speciale reden
2. beeldend taalgebruik
3. letterlijk taalgebruik met gebruik van beelden
4. taalgebruik met stijlfiguren

wat is geen beeldspraak?

1. vergelijking
2. personificatie
3. metafoor
4. seckte

Bij een personificatie heb je....

1. Alleen maar een beeld
2. Een beeld en de werkelijkheid
3. een kenmerk van een persoon geven aan een levenloos ding 11 Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt. Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen. Differentiëer Differentiëer Extra oefening Extra uitdaging Instellingen Bij een personificatie heb je.... A Alleen maar een beeld B Een beeld en de werkelijkheid C altijd het woordje ALS D HUH? watte? weet het niet meer... Quizvraag 11 Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt. Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen. Differentiëer Differentiëer Extra oefening Extra uitdaging Instellingen Bij een personificatie heb je.... A Alleen maar een beeld B Een beeld en de werkelijkheid C altijd het woordje ALS D HUH? watte? weet het niet meer... Quizvraag
4. HUH? watte? weet het niet meer...

wat is een personificatie

1. het schip danste op de golven
2. de lange verdediger versterkte de luchtmacht voorin
3. je maakt van een mug een olifant
4. geen van deze

Bij een metafoor heb je....

1. Alleen maar een beeld
2. Een beeld en de werkelijkheid
3. altijd het woordje ALS
4. HUH? watte? weet het niet meer...

Wat is hier een metafoor?

1. Mijn opa rookte als een schoorsteen
2. Het schip danste op de golven
3. Niemand wil vriendin zijn met zo'n heks