H3 poëzie-project

1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Beeldspraak
Bij beeldspraak is er een overeenkomst tussen object en beeld.
Vergelijking: een kwal van een vent
Metafoor: Dat is zo klaar als een klontje
Personificatie: De zon streelde onze wangen

Slide 19 - Diapositive

Vergelijking
We vergelijken twee zaken met elkaar. Een object en een beeld.
Hij is zo trots als een pauw.
Zijn auto lijkt wel een wrak.
Haar hond leek wel een misvormde alien

Slide 20 - Diapositive

Vergelijking

Slide 21 - Diapositive

Metafoor
Er worden weer twee zaken met elkaar vergeleken. Maar: bij een metafoor wordt het object niet genoemd.

De nieuwe docent kwam aanrijden in zijn oude wrak.

Slide 22 - Diapositive

Metafoor

Slide 23 - Diapositive

Personificatie
Een levenloos ding krijgt eigenschappen van een levend wezen. 

Stofdeeltjes dansten door de lucht.

Slide 24 - Diapositive

Personificatie

Slide 25 - Diapositive

Wat voor beeldspraak zie je in
versregel 1?
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking

Slide 26 - Quiz

Wat voor beeldspraak is 'de zee, getemd, maar rusteloos'?
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking

Slide 27 - Quiz

Wat voor beeldspraak is 'het gras snijdt'?
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking

Slide 28 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak?
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking

Slide 29 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak?
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking

Slide 30 - Quiz

Beeldspraak:

"Wat een nachtegaal is die zangeres!"
timer
0:10
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 31 - Quiz

Welke beeldspraak?
Voetbal is oorlog
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking

Slide 32 - Quiz

Hij is zo sterk als een beer.
Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 33 - Quiz

Welke van de volgende beeldspraken is een metafoor?
A
Hij woonde in een huis zo groot als een kasteel
B
Hij woonde in een kast van een huis
C
Hij woonde in een huis zo smerig als een zwijnenstal
D
Hij woonde in een zwijnenstal

Slide 34 - Quiz

Eindrijm en binnenrijm

Zoemend vloog de bij mij
En alle mooie bloemen voorbij

Ziet iemand de assonantie?


Slide 35 - Diapositive

Een dichter kan op verschillende manieren woorden in een gedicht laten rijmen:

Binnenrijm - rijmende woorden die in dezelfde versregel staan.

Eindrijm - Rijmende woorden aan het eind van versregels.

Slide 36 - Diapositive

Volrijm en halfrijm
Volrijm: Met hand en tand        hand en tand rijmen op elkaar, want ze eindigen allebei met and. Het is volrijm, want de beklemtoonde klinker en de daarop volgende klanken rijmen.
Halfrijm:
1. voor dag en dauw      dag en dauw rijmen op elkaar, want ze beginnen allebei met de letter d. Het is halfrijm, de beginmedeklinkers van deze woorden zijn hetzelfde. (alliteratie)
2. Hij zit op de wip      zit en wip rijmen, omdat de klinkers rijmen. (assonantie)

Slide 37 - Diapositive

Eindrijm - rijmschema's

  • aabb ccdd: gepaard rijm
  • abab cdcd: gekruist rijm
  • abba cddc: omarmend rijm

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Voorbeeld binnenrijm:

Diep van kleur is de geur van
wilde tijm met binnenrijm.
Het klinkt en blinkt als zon en
maan die aan de hemel staan.

Bron: binnenrijm.nl

Slide 40 - Diapositive

Wat is het rijmschema?
A
aabb
B
abba
C
abab
D
baba

Slide 41 - Quiz

Wat voor soort rijm herken je?
A
Eindrijm
B
Assonantie
C
Alliteratie
D
Er is geen rijm.

Slide 42 - Quiz

Valentijn is fijn
maar elke dag
bij het zien van je glimlach
is gelukkig zijn
Valentijn is fijn
ik wil elke dag
gelukkig zijn
bij het zien van je glimlach

Valentijn is fijn
is gelukkig zijn
bij het zien van je glimlach
elke dag
abba
aabb
abab
gekruist rijm
omarmend rijm
gepaard rijm

Slide 43 - Question de remorquage

Enjambement
De zin loopt door terwijl de versregel eindigt. 
Bij een enjambement wordt de versregel afgebroken op een plaats waar geen vanzelfsprekend einde van de zin is.  
Het gevolg is dat de woorden voor en na het enjambement nadruk krijgen en dat roept extra betekenis op. 

Slide 44 - Diapositive

Enjambement

Ik wil
je kussen
op je bed
leggen

Slide 45 - Diapositive

De overkant-Suzan en Freek, Snelle
Het is stil hier aan de overkant
Maar ik kom hier vandaan
Waar je fiets gewoon nog open langs
De weg kan blijven staan

Deze zin wordt doorbroken. Hierdoor krijgt 'langs' meer nadruk. 

Slide 46 - Diapositive