(J of OJ) Het hart ontvangt bloed uit de aders van het lichaam
(J of OJ) De stroomsnelheid van het bloed is in de aders het laagst
(J of OJ) De kleine bloedsomloop omvat het bovenlichaam en de grote bloedsomloop het onderlichaam
(J of OJ) In alle slagaders zit zuurstofrijk bloed
(J of OJ) Rode bloedcellen vervoeren voedingsstoffen
Hoe heet de stof waar zuurstof aan bindt in het bloed?
Welke dingen zitten er allemaal in bloed?
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5
Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
10.4 Stoffentransport
Op het wisbordje:
(J of OJ) Het hart ontvangt bloed uit de aders van het lichaam
(J of OJ) De stroomsnelheid van het bloed is in de aders het laagst
(J of OJ) De kleine bloedsomloop omvat het bovenlichaam en de grote bloedsomloop het onderlichaam
(J of OJ) In alle slagaders zit zuurstofrijk bloed
(J of OJ) Rode bloedcellen vervoeren voedingsstoffen
Hoe heet de stof waar zuurstof aan bindt in het bloed?
Welke dingen zitten er allemaal in bloed?
Slide 1 - Diapositive
Lesdoelen:
Je kunt de samenstelling van bloed beschrijven
- vaste bestanddelen
- bloedplasma
Je kunt straks vertellen hoe de gassen zuurstof en koolstofdioxide worden opgenomen in het bloed en afgegeven aan de weefsels
- Verzadigingscurves
Slide 2 - Diapositive
Samenstelling bloed
Slide 3 - Diapositive
Zuurstoftransport
Klein deel opgelost in het bloedplasma: 3 mL O2/L.
De rest wordt vervoerd door rode bloedcellen (200 mL O2/L).
Rode bloedcellen hebben geen kern maar wel 200 tot 300 miljoen hemoglobine moleculen per cel.
5 miljoen rode bloedcellen per mL bloed.
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Hemoglobine
Slide 6 - Diapositive
Hemoglobine
Elk hemoglobine-molecuul kan 4 O2 moleculen binden.
Dan ontstaat HbO2 = oxihemoglobine
De bindingsreactie is een evenwichtsreactie.
Hb + O2 <-> HbO2
Slide 7 - Diapositive
Op je wisbordje
Maak een grafiek.
Zet op Y-as: % O2-verzadiging Hb en maak schaal van 0 - 100 (stappen van 10)
Zet op X-as: pO2 en maak schaal van 0 tot 12,5 (stappen van 2,5)
Zet de volgende punten (X ; Y) in de grafiek:
- (2,5 ; 15)
- (5 ; 75)
- (10 ; 90)
- (12 ; 98)
- (12,5 ; 98)
Maak een vloeiende lijnen vanaf (0 ; 0) door de punten
Slide 8 - Diapositive
Hemoglobine verzadiging
Hoeveel van de Hb zuurstof heeft gebonden uitgedrukt in % O2 verzadiging.
O2 verzadiging is afhankelijk van verschillende factoren:
Zuurstofconcentratie (pO2)
100% verzadiging = 20 mL O2 per 100 mL bloed
Slide 9 - Diapositive
Hemoglobine verzadiging
Hoeveel van de Hb zuurstof heeft gebonden uitgedrukt in % O2 verzadiging.
O2 verzadiging is afhankelijk van verschillende factoren:
- Zuurstofconcentratie (pO2)
Koolstofdioxideconcentratie (pCO2)
Zuurgraad (pH)
Temp (C)
100% verzadiging = 20 mL O2 per 100 mL bloed
Slide 10 - Diapositive
Myoglobine
In de spieren zit myoglobine.
Dit bindt bij lage zuurstofspanningen
beter aan zuurstof dan hemoglobine.
Dit is handig om in de spieren extra
zuurstof over te nemen van Hb.
Slide 11 - Diapositive
Foetaal hemoglobine
In ongeboren kind: foetaal
hemoglobine dat net iets beter
zuurstof bindt dan hemoglobine:
kan daardoor in de placenta het
zuurstof overnemen van de
hemoglobine van de moeder.
Slide 12 - Diapositive
Rekenen met verzadigingscurves
De vraag: Hoeveel % zuurstof wordt er afgegeven in een weefsel (bijvoorbeeld een spier) als de zuurstofdruk bij de longen 12kPa is en in het weefsel 4kPa?
Hoeveel ml zuurstof per 100 ml bloed is dat?
Stap 1: Wat is verzadigingspercentage bij 12 kPa?
Stap 2: wat is verzadigingspercentage bij 4 kPa?
Stap 3: bereken het verschil: ... - ... = ...
Stap 4: Doe het verschil maal het 100% verzadigingsniveau (20 ml / 100 ml) ... x 20 = ... ml / 100 ml
Slide 13 - Diapositive
Kleine lesafsluiter:
Hoeveel mL zuurstof per 100 mL bloed wordt er afgegeven in een weefsel als de zuurstofdruk bij de longen 12kPa is en in het weefsel 8kPa?
Geef de berekening!
Slide 14 - Diapositive
Aan de slag (Blz. 61 - 62)
Maak 10.4 Leerdoel 8 en 10Opdracht 35, 36, 43, 44, 45 en 46