Brugklas Duits Kapitel 1-2

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Herzlich Willkommen!

Rückblick

Vorige les zijn we begonnen aan Kapitel 1

*We hebben gekeken naar zinnen die je in de klas kunt gebruiken

*Nu weten we hoeveel inwoners Duitsland ongeveer heeft

*We hebben een video bekeken en beluisterd

*We hebben een heleboel nieuwe Duitse woorden geleerd en ermee geoefend

Op de volgende dia's komen even enkele vragen over het leerwerk dat je voor vandaag moest doen.

Doe je best !

Welk woord ontbreekt?

Hallo, was ist dein ..... ?
Ich heiße Peter.

1. Name
2. Jahr

Welk woord ontbreekt?

Was ist deine ..... ?
[e-mail]

1. E-Mail-Adresse
2. Adresse

Welk woord ontbreekt?

Wo liegt Berlin?
Das liegt in ..... .

1. Österreich
2. Deutschland

Welk woord ontbreekt?

..... kommst du?
Ich komme aus den Niederlanden.

1. Woher
2. Wo

Welk woord ontbreekt?

Ich bin zwölf ..... alt.

1. Straße
2. Jahre

Welk woord ontbreekt?

Hast du ein Handy?
Ja, aber meine ..... habe ich vergessen.

1. Telefonnummer
2. Adresse

Welk woord ontbreekt?

Liechtenstein grenzt an Österreich und ..... .

1. Deutschland
2. die Schweiz

Hoe heb je het gedaan tot nu toe?

Heel goed

Kan beter

Noch ein bisschen!

Op de volgende dia's moet je het Duitse woord zelf intypen.

Let daarbij op de juiste SPELLING.

SHIFT + ", loslaten, dan a of u of o => ä, ü, ö

ALT GR + S => ß

Geef het Duitse woord voor:

twee

Geef het Duitse woord voor:

komen

Geef het Duitse woord voor:

heten

Geef het Duitse woord voor:

twaalf

Geef het Duitse woord voor:

de straat

Geef jezelf een cijfer voor je woordenkennis.

0-4

5

6-7

8

9-10

Was lernen wir heute? (1)

Vandaag gaan we verder in Kapitel 1

We gaan de GRAMMATIK van dit hoofdstuk oefenen

Open je boek op Seite 18-19.

Lees het LEERDOEL (boven aan de bladzijde)

Pak een potlood/pen en maak Aufgabe 10 (luister naar de RAP)

Was lernen wir heute? (2)

*Blijf op Seite 18-19.

*Lees aandachtig GRAMMATIK (het groen blok)

*Maak nu Aufgabe 11, 12 en 13

*Voor Aufgabe 12 kun je de video vinden in Classroom (gebruik je oortjes of koptelefoon)

An die Arbeit!

Van het werkwoord SEIN moet je alle vormen eigenlijk feilloos kunnen gebruiken. Ook de persoonlijke voornaamwoorden horen daarbij,

Daarom moet je er veel mee oefenen.

In Classroom vind je links naar allerlei oefening om het werkwoord SEIN en de persoonlijke voornaamwoorden onder de knie te krijgen.

Je kunt ook oefenen met CRAM (zie Classroom voor de links)

Alle Aufgaben gemacht?

Als je alle opdrachten hebt gemaakt, kun je aan het leerwerk beginnen.

Hausaufgaben

Volgende les moet je het volgende werk gemaakt en geleerd hebben:

Lernen (=leren):

*Seite 26: alle woordjes van deze bladzijde

*Seite 27: Grammatik (rijtje van SEIN uit je hoofd kennen!)

Schreiben (=maken):

*Seite 18-19: Aufgaben 10-11-12-13 moeten af zijn