*Woordenschat H2, vwo 2

Woordenschat H2
Beeldspraak: 
- Metonymie
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Woordenschat H2
Beeldspraak: 
- Metonymie

Slide 1 - Diapositive

Welke vormen van beeldspraak ken je al?

Slide 2 - Question ouverte

Lesdoel
Ik kan:
- Metonymie herkennen en begrijpen;
- Vergelijkingen, metaforen en personificaties herkennen en begrijpen; 

Slide 3 - Diapositive

vergelijking
metafoor
personificatie
De toekomst lachte haar tegemoet.

Hij is zo trots als een pauw op zijn werk.

Die ezel laat zich alweer beetnemen.

Slide 4 - Question de remorquage

Wat wordt met wat vergeleken bij een vergelijking?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen een vergelijking en een metafoor?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is een personificatie?

Slide 7 - Question ouverte

Metonymie
Metonymie:
-Er is een bijzonder verband tussen object en beeld.
- Dit is echter nooit een overeenkomst, zoals bij de vergelijking en de metafoor.

Slide 8 - Diapositive

Verbanden tussen object en beeld bij
een metonymie
Je noemt bij metonymie bijvoorbeeld:
1. Een deel, maar je bedoelt het geheel: de neuzen tellen.
2. Het geheel, maar je noemt een deel: Nederland verloor met 3-0.
3. De plaats/ruimte, maar je bedoelt degenen die er zijn: het hele hotel werd ziek.
4. De producent, maar je bedoelt het product: een Apple
5. De eigenschap, maar je bedoelt de persoon: die hinkepoot
6. Het materiaal, maar je bedoelt het voorwerp: Zij won goud bij de sprint.
7. Het voorwerp, maar je bedoelt de inhoud: Ik lust nog wel een glaasje.
8. Een aardrijkskundige naam, maar je bedoelt het product dat daarvandaan komt: Gouda is bij vele kaasliefhebbers populair.

Slide 9 - Diapositive

Voorbeelden
De leraar telde de koppen --> de aanwezige leerlingen
Sven heeft gisteren weer goud gewonnen --> een gouden medaille
Er hangt een Rembrandt aan de muur --> een schilderij van de schilder Rembrandt
Nederland heeft zich niet geplaatst voor het EK --> het Nederlandse team

Slide 10 - Diapositive

Verschil metafoor en metonymie
Metafoor: puur figuurlijk --> je vervangt het object door het beeld. Je zegt iets anders dan wat je bedoelt.


Metonymie: metoniem is onderdeel van wat je bedoelt. 
Het woord dat je gebruikt heeft altijd te maken met wat je bedoelt.

Slide 11 - Diapositive

Bij de lunch bestelden ze drie glaasjes.
A
metafoor
B
metonymie

Slide 12 - Quiz

Na afloop van de voorstelling klapte de zaal.
A
metafoor
B
metonymie

Slide 13 - Quiz

Hij verhuist naar een paradijs.
A
metafoor
B
metonymie

Slide 14 - Quiz

Moskou reageert fel op de kritieken.


A
metafoor
B
metonymie

Slide 15 - Quiz

Dat viswijf staat de hele dag te schreeuwen.
A
metafoor
B
metonymie

Slide 16 - Quiz

Die droge tuin snakt naar een sproeibeurt.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 17 - Quiz

'Volgens weerkundigen kunnen we volgende week de ijzers onderbinden.'
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 18 - Quiz

De vijand kwam als een dief in de nacht.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 19 - Quiz

Aan de voet van de berg stond het kleine huisje in de zon.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Vidéo