taal thema 5 groep 6

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

Thema 5 Aarde

De thema woorden

Pleiten

1. Voordeel uit iets halen
2. Een betoog houden om iets gedaan te krijgen.
3. Niet lekker of ellendig
4. Juist niet

De opwarming

1. Als er een lange tijd geen regen valt en planten en dieren sterven.
2. Als het minstens vijf dagen achter elkaar heel warm is.
3. Iets begrijpen of in de gaten hebben.
4. Het langzaam warmer worden van iets.

Illegaal

1. Dat wat minder belangrijk is.
2. Als iets mag volgens de wet.
3. Als iets niet mag volgens de wet.
4. Een grote ramp die door de natuur ontstaat.

De Eskimo

1. Iemand die in het noorden van Amerika woont, in de buurt van de Noordpool.
2. Een ronde hut gemaakt van blokken sneeuw.
3. Het gemiddelde weer in het gebied op en rond de Noord- en Zuidpool.
4. Een zwart-witte beer die leeft in de bergen van China.

De fossiele energie.
energie uit bronnen die niet kunnen opraken, zoals wind en water.

1. Waar.
2. Niet waar.

De bedreigde diersoort
Een diersoort waarvan het aantal steeds minder wordt, vooral doordat mensen erop jagen.

1. Waar.
2. Niet waar.

Alles op een rijtje zetten.
Alles wat gebeurd is onder elkaar zetten, zodat je een goed overzicht hebt en er goed over kunt nadenken.

1. Waar.
2. Niet waar.

Uniek.
Er zijn meerdere soorten van iets.

1. Waar.
2. Niet waar.

De milieuvervuiling.
als mensen lucht, water en land vervuild hebben.

1. Waar.
2. Niet waar.

Samengestelde zinnen

We gebruiken te veel energie.
Dat is niet goed voor de aarde.
(terwijl)

1. terwijl,
2. , terwijl
3. terwijl

De gemiddelde temperatuur stijgt.
We blijven fossiele brandstoffen gebruiken.
(zolang)

We moeten een oplossing bedenken.
De aarde warmt steeds verder op.
(zolang)

1. zolang
2. zolang,
3. , zolang

Daarom voer ik vandaag actie.
De mensen luisteren naar me.
(totdat)

Er worden al minder gassen uitgestoten.
Er is een verdrag gesloten in Japan.
(nadat)

1. , nadat
2. nadat
3. nadat,

Het is belangrijk dat alle landen hun best blijven doen.
Er vindt een natuurramp plaats.
(voordat)

We moesten naar binnen, voordat het donker werd.

1. binnen
2. donker
3. voordat
4. moesten

Zolang het mooi weer is, blijven we in Spanje.

1. blijven
2. zolang
3. is
4. mooi

De ministers komen weer naar buiten, nadat de vergadering afgelopen was.

1. nadat
2. buiten
3. vergadering
4. ministers

persoonsvorm voor je/jij

(wil) jij met je buren je straat energiezuinig maken?

1. Wil
2. Wilt

(Besteed) jij je tijd aan slim klussen?

1. Besteed
2. Besteedt

Tochtwering (plaats) je bij je brievenbus.

1. plaats
2. plaatst

En (maak) je ook alle kieren bij ramen en deuren dicht?

1. maak
2. maakt

Op deze manier (blijf) je huis lekker warm

1. blijf
2. blijft

En (doe) je straat mee?

1. doe
2. Doet

Het gezegde

Ze hebben de spreekbeurt
samen bedacht.

Hij gaat het zo snel mogelijk doen.

Wij willen deze barbaarse jacht beperken.

Mijn oma heeft een bontjas
voor me genaaid.

De ijsberen kunnen zonder ijs bijna niet overleven in de natuur.

Trek morgen een lekker warme
kriebel trui aan.

Zo help je mee aan het klimaat.

Zet de verwarming een dagje uit.

Welk onderdeel vind je nog moeilijk.
- Themawoorden
- voegwoorden
- het gezegde
- persoonsvorm

Massaal

1. Klein, weinig.
2. Met heel veel tegelijk.
3. Bescherming zoeken.
4. Een grens stellen aan iets.