Wi 1 A2 TC 3.5 en 3.6

Maandag
19 september
2022



welkom
allemaal!
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon

Maandag
19 september
2022



welkom
allemaal!

Slide 1 - Diapositive

... om brood te kopen

Wanneer gebruik je om... te ?

Kun je een voorbeeld geven?

Slide 2 - Diapositive

    !!! Let op:

Na om ... te schrijf je altijd het hele werkwoord. Het hele werkwoord staat op de laatste plaats. De rest staat tussen om en te.

Stelt iemand een vraag met waarvoor? Dan kun je antwoord geven met om ... te.

 bijv: - Waarvoor gebruik je je telefoon?    Om te bellen.

Slide 3 - Diapositive

geef een
goed
antwoord

Slide 4 - Diapositive

3.5 Een uitnodiging van het consultatiebureau
Opdr 41: bespreek samen
Opdr 42: lees de tekst
Blauwe woorden bespreken:

Slide 5 - Diapositive

blauwe woorden van 3.5
geachte
van tevoren
de gezondheid
verzetten 
de reactie

Slide 6 - Diapositive


  • het onderzoek    
  • de onderzoeken

Slide 7 - Diapositive


  • meten                    
  • de lengte              
  • de hoofdomtrek

Slide 8 - Diapositive


  • wegen           
  • het gewicht 

Slide 9 - Diapositive


  • de prik                
  • de vaccinatie  

Slide 10 - Diapositive


  • de ontwikkeling            
  • hij/zij  ontwikkelt zich

Slide 11 - Diapositive

  • huilen                
  • ik huil                 
  • jij huilt               
  • hij/zij huilt       

Slide 12 - Diapositive


  • de lijst                              
  • de lijsten                         
  • de vragenlijst                

Slide 13 - Diapositive

3.6 Ik maak schoon. De docent legt uit
Scheidbare werkwoorden


Slide 14 - Diapositive

Een scheidbaar werkwoord heeft 2 woorden:
een werkwoord en een ander woordje.

schoonmaken = schoon + maken 
aankomen = aan + komen
nadenken = na + denken

Slide 15 - Diapositive

Hoe gebruik je een scheidbaar werkwoord?
Je schrijft eerst wie/wat. Dan het werkwoord wat je aan aanpast aan de wie/wat. Het andere woord staat op de laatste plaats in de zin:

Ik                 maak      de keuken         schoon.
De trein   komt        om 10:00 uur   aan.
Wij             denken   eerst                    na

Slide 16 - Diapositive

Twee werkwoorden in de zin?
Dan schrijf je het scheidbare werkwoord als één woord. Het scheidbare werkwoord staat op de laatste plaats in de zin. 



Slide 17 - Diapositive

Mopje:

Twee slakken zijn aan het wandelen. 
'Doei, ik ga hier oversteken', zegt de één. 
Zegt de andere: 'Nee, niet doen! Morgen komt de bus!'

Slide 18 - Diapositive

Welke scheidbare werkwoorden ken je?

Scheidbaar werkwoord = ander woordje + werkwoord

Wat is het andere woordje
Wat is het werkwoord?

Slide 19 - Diapositive

Maken:
Opdr 53
Opdr 54

Slide 20 - Diapositive

Het regent zonnestralen
Acda en De Munnik:

Slide 21 - Diapositive