Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Tijdvak 5: Ontdekkers en Hervormers
Slide 1 - Diapositive
We gaan nu aan de slag met het tijdvak van Ontdekkers en Hervormers. Van wanneer tot wanneer loopt dat tijdvak?
A
Van 1400 tot 1500
B
van 1500 tot 1600
C
Van 1600 tot 1700
D
Van 1500 tot 1700
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Vidéo
Wat is een gevolg van de ontdekkingsreizen voor de Indianen?
A
Zij konden een groot rijk stichten door de nieuwe Europese wapens.
B
De indianen werden rijk van de handel met Europeanen
C
de indianen werden als slaaf naar plantages in Afrika gebracht
D
de indianen kregen last van Europese ziektes en veel indianen stierven daar aan.
Slide 4 - Quiz
Wat is de Renaissance?
A
Italiaans voor "middeleeuwen", dat woord ontstond in de 16e eeuw
B
Bloeiperiode van de kunst en wetenschap, waarbij ze terugkeken naar de Klassieke Oudheid.
C
Strijd tussen paus en keizer over wie de meeste macht in de wereld had.
D
De "nieuwe" tijd na de middeleeuwen, waarin men totaal nieuwe ontdekkingen deed.
Slide 5 - Quiz
Renaissance
A
1300-1600
B
1300-1700
C
1300-1500
D
1100-1300
Slide 6 - Quiz
Waarom ontstond de Renaissance in Italië?
A
Omdat zij het meeste geld bezitten van alle landen in Europa en dat ergens aan kwijt wilden: dat werd dus de kunst en de wetenschap.
B
Omdat ze daar overblijfselen hadden van de Klassieke Oudheid en daar door geïnspireerd raakten.
C
Omdat de paus in Italië woonde en die wilde graag dat de kunst verder ontwikkeld werd voor de kerk.
D
Eigenlijk per toeval. Hier werden nu eenmaal de grote kunstenaars geboren, zoals Da Vinci en Michelangelo.
Slide 7 - Quiz
Middeleeuwen of Renaissance?
A
Middeleeuwen
B
Renaissance
Slide 8 - Quiz
Middeleeuwen of Renaissance?
A
Middeleeuwen
B
Renaissance
Slide 9 - Quiz
Middeleeuwen of Renaissance?
A
Middeleeuwen
B
Renaissance
Slide 10 - Quiz
Renaissance
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quiz
Welke van de onderstaande bekende zinnen is een typische Renaissance zin?
A
Carpe Diem - Pluk de dag
B
Memento Mori - gedenk dat ge zult sterven.
C
A Posteriori - Achteraf gedacht
D
Graeca sunt, non leguntur - Het is Grieks, het wordt niet gelezen.
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Vidéo
Wat waren de oorzaken van de Nederlandse Opstand?
Sleep de oorzaken naar de juiste plek.
Religieus
economisch
politiek
Raad van Beroerten
Vervolgingen van Calvinisten
Tiende Penning
Centralisatiepolitiek
Adel raakt zijn macht kwijt
Slide 14 - Question de remorquage
Filips wilde dat iedereen protestant was
Centralisatie was een oorzaak voor de Nederlandse Opstand
Willem van Oranje was de leider van de opstand
De Hertog van Alva werd meteen erg populair
Goed
Fout
Slide 15 - Question de remorquage
De Nederlandse opstand: zet in de juiste volgorde
1
2
3
4
5
Verovering van Den Briel
Stichting van de Republiek
Straf van Alva
Filips II stuurt Alva
Beeldenstorm
Slide 16 - Question de remorquage
Tijdvak 6: Regenten en Vorsten
Slide 17 - Diapositive
We gaan nu aan de slag met het tijdvak van Regenten en Vorsten. Welke eeuw hoort erbij?
A
De 15e eeuw
B
De 16e eeuw
C
De 17e eeuw
D
De 18e eeuw
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Vidéo
Absolutisme
Geen absolutisme
Ik hoef niet te luisteren naar wat mijn volk wil
Ik heb gekozen ministers die mij adviseren.
Ik geef het belastinggeld uit zoals ik dat wil.
Ik mag geen beslissingen nemen als mijn ministers dat niet goed vinden.
Slide 20 - Question de remorquage
De Nederlandse Republiek was bijzonder in de Gouden Eeuw omdat
A
Zij geen koning had
B
Vrouwen ook mochten stemmen
C
Zij heel veel handel dreven
D
Er tolerantie was
Slide 21 - Quiz
Wie bestuurde de Republiek in de Gouden Eeuw?
A
Regenten
B
Gewone burgers
C
Winkeleigenaren
D
Loonarbeiders
Slide 22 - Quiz
Van welke twee werd de Republiek rijk in de Gouden Eeuw?
A
Handel op de Oostzee
B
VOC
C
WIC
D
Walvisvaart
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Vidéo
De Wetenschappelijke Revolutie was
A
Een tijd waarin vrouwen meer wetenschap gingen beoefenen.
B
Een tijd waarin wetenschap binnen 10 jaar heel erg veranderde.
C
Een tijd waarin wetenschap veranderde.
D
Een tijd waarin smartphones belangrijk werden.
Slide 25 - Quiz
Wat was er nieuw aan de wetenschappelijke revolutie van de zeventiende eeuw?
A
observeren
B
ratio
C
waarnemen
D
experimenteren
Slide 26 - Quiz
Dit is geen goed voorbeeld van de wetenschappelijke revolutie
A
Eigen waarnemingen
B
Alles voor waar aannemen
C
Experimenteren
D
Logisch nadenken
Slide 27 - Quiz
Deze afbeelding is representatief voor de Wetenschappelijke Revolutie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quiz
Wie hoort er niet bij de wetenschappelijke revolutie?
A
Christiaan Huygens
B
Isaac Newton
C
Antonie van Leeuwenhoek
D
Jean Jacques Rousseau
Slide 29 - Quiz
Wat is het verschil tussen de wetenschappelijke revolutie en de verlichting
A
Bij de wetenschappelijke revolutie werd een rationale manier van denken op de hele samenleving toegepast. Bij de verlichting alleen op de natuurwetenschap.
B
Bij de verlichting werd een rationale manier van denken op de hele samenleving toegepast. Bij de wetenschappelijke revolutie alleen op de natuurwetenschap.
C
Wetenschappelijke revolutie vond over de hele wereld plaats, verlichting alleen in Frankrijk
D
Er is geen verschil
Slide 30 - Quiz
sleep de begrippen naar het juiste tijdvak
Tijdvak 5
Tijdvak 6
De wetenschappelijke revolutie
Een wereldeconomie
De Nederlandse Opstand
1600 - 1700
1500 - 1600
De Gouden Eeuw van Nederland
De Reformatie
De Europese expansie
Slide 31 - Question de remorquage
Tijdvak 7: Pruiken en Revoluties
Slide 32 - Diapositive
We gaan nu aan de slag met het tijdvak van Pruiken en Revoluties. Welke eeuw is dit?
A
16e eeuw
B
17e eeuw
C
18e eeuw
D
19e eeuw
Slide 33 - Quiz
Wat is Verlicht denken? Meerdere antwoorden zijn mogelijk!
A
Mensen zijn van nature niet vrij of gelijk en verantwoordelijk voor hun eigen lot om dit te veranderen
B
De maatschappij kan door een sterke leider verbeterd worden.
C
De hoogste macht is niet afkomstig van God maar van het volk (volkssoevereiniteit)
D
Een grondwet geldt voor iedereen, dus ook voor de koning of regering.
Slide 34 - Quiz
Wat is geen gevolg van dit nieuwe verlicht denken?
A
Afschaffing slavernij
(abolitionisme)
B
Ontstaan verlichte absolutisten
C
Democratische revolutie
(Franse Revolutie)
D
Aanstelling van koning Willem I van de Nederlanden
Slide 35 - Quiz
Uitspraken juist of onjuist?
A. Verlichtte denkers waren atheïst. B. Verlichtte denkers waren voor godsdienstvrijheid.
A
Beide uitspraken zijn onjuist.
B
A is juist en B is onjuist.
C
B is juist en A is onjuist.
D
Beide uitspraken zijn juist.
Slide 36 - Quiz
De meeste Verlichte denkers kwam uit de ... stand
A
eerste
B
tweede
C
derde
Slide 37 - Quiz
Verlichte denkers zeiden dat de samenleving beter kon worden van..
A
Macht
B
Geld
C
Onderwijs
D
Alcohol
Slide 38 - Quiz
Dit is geen voorbeeld van verlicht denken
A
Iedereen is gelijk geboren
B
Ik ben meer waard omdat mijn vader rijk was
C
Als er geen bewijs is dat God bestaat, bestaat hij dan wel?
D
De koning moet rekening houden met het volk
Slide 39 - Quiz
Slide 40 - Vidéo
Welke democratische revolutie kwam niet voor in de 18e eeuw?
A
De Amerikaanse Revolutie
B
De Franse Revolutie
C
De Bataafse Revolutie
D
De Glorieuze Revolutie
Slide 41 - Quiz
Wat is de meest bekende leus uit de Franse Revolutie?
A
Vrijheid, gelijkheid en broederschap
B
Strijd is de enige weg
C
Vrijheid, gelijkheid en gemeenschap
D
Dood de koning
Slide 42 - Quiz
Sleep de zinnen naar het goede vak
Geen gevolg van de Franse Revolutie
Een gevolg van de Franse Revolutie
alle Fransen werden even rijk
afschaffing van het koningschap
de adel grijpt de macht
boeren gaan Frankrijk besturen
gelijke rechten voor alle Fransen
Slide 43 - Question de remorquage
Sleep de zinnen naar het goede vak: Past wel of niet bij Frankrijk voor de Franse Revolutie.