le 9 et 10 janvier 2024

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Bienvenu(e)s! Fijn je weer te zien!

Planning van de les:

1. Goede voornemens (10 minuten)

2. Herhaling van stof van afgelopen toets (30 minuten)

3. Je eigen toets bekijken, vraagnummers markeren en evaluatieformulier invullen (30 minuten)

4. Afsluiten van de les (10 minuten)

Lesdoel: Aan het eind van de les weet ik wat ik kan gaan doen om mij beter voor te bereiden voor de volgende toets

Bonnes résolutions

Au début de chaque année, beaucoup de personnes prennent de bonnes résolutions. Lisez à haute voix les résolutions sur les post-its et traduisez-les.

 Aan het begin van ieder jaar, hebben velen goede voornemens. We gaan de goede voornemens op de post-its  op de volgende slide lezen en vertalen.

Répondez aux questions en néerlandais

Noteer de antwoorden op deze vragen in het Nederlands in jouw schrift: 

Et vous, avez-vous pris les résolutions citées sur les post-its ? Motivez votre réponse.

 Avez-vous pris d’autres résolutions pour 2024 ? Si oui, lesquelles, et comment allez-vous les tenir ? Si non, pourquoi pas ?

  Y a-t-il une résolution que vous ne prendrez jamais ? Pourquoi pas ?

Révision

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)

Les pronoms personnels

- persoonlijk voornaamwoorden.

Je

Elles

Nous

il

Tu

Elle

Vous

ils

On

Remplis le verbe Avoir :
Deux copains __________ un petit jardin.

1. ont
2. avons
3. avez
4. a

Het werkword Avoir /hebben.
Choisis le bon verbe:
Mon frère, il ___ 15 ans .

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Remplis le verbe avoir: Estelle __________ trois copains.

1. a
2. ai
3. as
4. ont

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)

1. ai
2. ont
3. avez
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
Il ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. ont

Vul de juiste vorm van avoir in:
Vous ________ (avoir)

1. avez
2. as
3. ont
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. ont
4. avons

avoir

1. hebben
2. zijn
3. doen
4. maken

Kies de juiste vorm van avoir:
Marie ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Werkwoorden op -er

Hoe vervoeg je werkwoorden op -er in de présent?

1. er eraf + juiste uitgang (e, es, e, ons, ez, ent )
2. + juiste uitgang (e, es, e, ons, ez, ent)

Het ezelsbruggetje -er werkwoorden is

1. Een eskimo eet ons ezeltje enthousiast
2. Een eenhoorn eet ons ezeltje enthousiast

De stam van het werkwoord 'adorer' is ......

1. adoré
2. adorer
3. adores
4. ador

De stam van het werkwoord 'détester' is ......

1. détestes
2. détester
3. détest
4. détestons

werkwoorden op - er
Elles ... (danser)

1. danse
2. danses
3. dansez
4. dansent

Werkwoorden op ER
Elle regard...

1. e
2. es
3. ons
4. ez

Werkwoorden op ER
Elles cherch...

1. e
2. es
3. ons
4. ent

Vervoeg: Aurélie ....... (danser)

1. dansent
2. danse
3. dansons
4. dansez

La négation

Maak ontkennend:

Simon habite à Orléans.

1. Simon ne habites pas à Orléans
2. Simon n' habites pas à Orléans
3. Simon ne habite pas à Orléans
4. Simon n' habite pas à Orléans

Maak ontkennend:

Anna habite à Toulouse.

1. Anna ne habites pas à Toulouse
2. Anna n' habites pas à Toulouse
3. Anna ne habite pas à Toulouse
4. Anna n' habite pas à Toulouse

Maak ontkennend:

Elle va à l'école

1. Elle n'va pas à l'école
2. Elle ne va pas à l'école
3. Elle ne pas va à l'école

Ontkenning. Hoe zet je "C'est" in de ontkenning?

1. C'n'est pas
2. Ce ne est pas
3. C'est ne pas
4. Ce n'est pas

Geef een ontkennend antwoord!
C'est facile la négation?

1. Ce est ne facile pas la négation.
2. Ce ne est pas facile la négation.
3. Ce n'est facile pas la négation.
4. Ce n'est pas facile la négation.

Quelle est la négation de la phrase :

"Je suis triste"

1. Je ne suis pas triste
2. Je ne pas suis triste
3. Je suis ne pas triste

Quelle est la négation de la phrase :
Je parle beaucoup

1. Je parle ne pas beaucoup
2. Je ne pas parle beaucoup
3. Je ne parle pas beaucoup

De ontkenning:

Welke van de onderstaande ontkenning is NIET correct.

1. Ce n'est pas ici
2. Elle ne mange pas.
3. Chloé ne pas regarde
4. Nous ne trouvons pas

Quelle est la négation de la phrase :
Laure habite à Paris

1. Laure ne habite pas à Paris
2. Laure n'habite pas à Paris
3. Laure habite ne pas à Paris

Utilise la négation!
Le cochon chante avec sa guitare?

1. Non, le cochon ne chante pas avec sa guitare
2. Non, le cochon ne parle pas la guitare
3. Non, il ne joue de la guitare
4. Non, le cochon ne parle pas avec sa guitare.

De ontkenning:

Welke van de onderstaande ontkenning is NIET correct.

1. Ce n'est pas ici.
2. Elle ne mange pas.
3. Anna ne pas regarde
4. Nous ne parlons pas français.

Tu comprends la négation?

1. Oui
2. Non
3. Un peu

Werkvorm: antwoordformulier maken (klas 1D)

Versie A

Nail

Wouter

Saar

Siem

Versie B

Asma

Soraya

Elin

Semmy

Versie C

Stella

Melek

Emir

Israe

Iris

Bilal

Versie D

Adam

Anass

Sabir

Jayda

Luna

Olivia

Versie E

Ayman

Gijs

Amber

Suus

Mitchell

Versie F

Myrthe

Djoplin

Isa

Werkvorm: antwoordformulier maken (klas 1F)

Versie A

Rogan

Imme

Jacco

Leyla

Jonah

Benjamin

Versie B

Mimar

Dani

Floor

Just

Fiene

Versie C

Imrane

Dex

Daan

Gijs

Lev

Versie D

Merijn

Brimm

Mirre

Sean

Versie E

Salma

Reiner

Julie

Guus

Versie F

Elsemieke

Yme

Jurre

Mees

Emily

Sara

Werkvorm: antwoordformulier maken

Jullie zitten nu in de groepjes met dezelfde toetsversie.

Jullie krijgen de papieren toets nog een keer te zien.

Aan jullie de taak om één antwoordformulier te maken met daarop de juiste antwoorden genoteerd.
Dit keer mag je gebruik maken van je werkboek.
Bij vragen waar jullie niet uitkomen, schakel Moniek in.
Klaar? Lever jullie antwoordformulier in, Moniek kijkt hem na en geeft hem terug zodat jullie daarmee jullie eigen toets straks kunnen nakijken.

Kijk naar jouw gemaakte toets en markeer de vraagnummers op deze manier:

Klaar met markeren? Pak dan het evaluatieformulier op Itslearning erbij en vul hem in.

Hier ook klaar mee? Lever je gemaakte toets met de gemarkeerde vragen opnieuw in.

Checkvragen

5 minuten de tijd om in het Frans te antwoorden in je schrift:

1. Groet (hallo,goedendag)

2.Vertel hoe het met je gaat

3. Vertel hoe oud je bent

4. Vertel welke familieleden je hebt (noem er 2)

5. Neem afscheid (doei, tot ziens, tot later)

6. Ik zou graag een pizza willen alstublieft

en..... 5 minuten om klassikaal terug te vragen