Korte oefeningen nog 1 keer

Korte oefening stijlfiguren + eindopdracht
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Korte oefening stijlfiguren + eindopdracht

Slide 1 - Diapositive

a. Benoem de juiste beeldspraak/stijlfiguur. 


b. Zet de figuurlijke woorden erachter.

Slide 2 - Diapositive

Niemand die het weet, niemand die iets doet, niemand die het iets kan schelen.

Slide 3 - Question ouverte

Ik heb niets gehoord of gezien, ik weet van niets, ik bemoei me er niet mee.

Slide 4 - Question ouverte

Hij heeft een grote bek, maar een klein hartje.

Slide 5 - Question ouverte

Als alles leuk is, is niets leuk. (klinkt gek, maar klopt wel, want als alles precies even leuk is…)

Slide 6 - Question ouverte

Het is hier echt 400 graden binnen. Mag er een raam open?

Slide 7 - Question ouverte

De extra reistijd is ongeveer 20 minuten.

Slide 8 - Question ouverte

Nou, dat ging niet zo goed volgens mij.

Slide 9 - Question ouverte

Heb je lekker uitgeslapen? (tegen een leerling die te laat komt, grappig bedoeld)

Slide 10 - Question ouverte

• Heb je nou alweer een 4 voor je toets? Je hebt vast heel erg je best gedaan. (komt lullig over)

Slide 11 - Question ouverte

Maar weet je, dat is gewoon mijn persoonlijke mening.

Slide 12 - Question ouverte

We komen hier vast en zeker nog wel eens op terug.

Slide 13 - Question ouverte

Vind je het normaal om je hier zo te gedragen?

Slide 14 - Question ouverte

Eindopdracht
Opdracht 4 Poëzieopdracht bij het gekozen leesboek (15 punten)   
Maak een gedicht van 3 kwatrijnen (12 regels). Let op: als je meer regels schrijft, tellen die regels niet meer mee.   

 Beschrijf 2 personages uit je boek.Denk aan uiterlijke kenmerken en karaktereigenschappen. (3p)
Gebruik minimaal 2 verschillende rijmschema’s (2p)
Omschrijf de setting (ruimte en tijd) van het boek (2p)
Gebruik minimaal een keer een enjambement (2p)
Gebruik minimaal een keer een tegenstelling of paradox (2p)
Gebruik minimaal een keer een retorische vraag (2p)
Bedenk als laatste een bijpassende titel met een eufemisme (2)

 Onderstreep alles wat hier ook onderstreept is.

Slide 15 - Diapositive