brugklas eerste les: voorstellen en uitleg

Welkom bij Nederlands!        
Naam docent: Francine Kruse
Email: fkruse@gsf.nl
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!        
Naam docent: Francine Kruse
Email: fkruse@gsf.nl

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?        
- presentie: is iedereen aanwezig?
- een indruk krijgen van jullie docent Nederlands ;)
- de klassenregels;
- wat neem je elke les mee?
- Het lesboek even kort bekijken: hoe zit het in elkaar?
- uitleg: wat gaan we de komende periode doen.

Slide 2 - Diapositive

Wie zijn jullie en wie ben ik?         

Slide 3 - Diapositive

Waar denk je dat Francine woont?
A
in Purmerend
B
in Naarden
C
in Almere
D
In Utrecht

Slide 4 - Quiz

Heeft zij kinderen?
A
ja, eentje
B
ja, twee
C
nee
D
ja, vier

Slide 5 - Quiz

Wat deed zij voordat zij docent was?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
stewardess
B
basketballcoach
C
bij de televisie werken
D
juf op een basisschool

Slide 6 - Quiz

Heeft Francine huisdieren?
A
Ja, een kat
B
ja, een hond
C
drie goudvissen
D
nee

Slide 7 - Quiz

Klassenregels
- heb je een vraag? Steek je hand op!
- is iemand aan het woord? De rest is stil en luistert; 
- je loopt niet zomaar door de klas heen;
- elke les: we starten met 10 minuten lezen;
- telefoon is uit en in je tas.

Slide 8 - Diapositive

Lesinhoudelijke informatie
Het lesboek: hoe ziet het eruit?

Wat neem je mee elke les? 
- je lesboek
- 2 schriften (1 voor aantekeningen en 1 voor je opdrachten)
- een leesboek (als je je bibliotheekpasje hebt ontvangen)

Slide 9 - Diapositive

Lesinhoudelijke informatie
 Wat gaan we doen de komende periode?

1. hoofdletters en punten correct toepassen;
2. persoonsvorm en onderwerp herkennen in een zin;
3. tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooid deelw. spellen;
4. de eerste tien minuten van de les: lezen (boek of verhaal).

Slide 10 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen ?   ?
Een opstel schrijven over de vakantie.

- HOE? Op papier (blaadjes worden uitgedeeld)
- Hoe lang moet het zijn? 150-200 woorden.
- Wanneer moet het af zijn? Aan het eind van de les.
- En dan? Je levert het in en begint vast aan je huiswerk: 
 H. 43 theorie bestuderen op blz. 174 en 176

Slide 11 - Diapositive

Huiswerk voor woensdag 1 sept:
 H. 43 theorie bestuderen  (blz. 174 en 176)

Noteer dit in je agenda bij woensdag 1 september.

Slide 12 - Diapositive

Hebben jullie nog vragen?

Slide 13 - Diapositive

Werkwoorden

Slide 14 - Carte mentale

Werkwoorden!
- wat zijn het eigenlijk?
- welke vormen ken je?

Slide 15 - Diapositive

Werkwoorden

Ik                                                         Wij

Jij                                                        Jullie

Hij                                                       Zij

Slide 16 - Diapositive

Werkwoorden t.t.
Ik  fiets                                 Wij fietsen
Jij fiets                              Jullie fietsen
Hij fietst                               Zij fietsen

Ik verbrand                               Wij verbranden
Jij verbrandt                           Jullie verbranden
Hij verbrand                          Zij verbranden

Slide 17 - Diapositive

Maken: blz. 26 opdracht 28
Hoe? Je noteert het onderwerp + persoonsvorm in de t.t.
Waar? In je opdrachtenschrift.
Tijd? 10 minuten.
Samen of alleen? Alleen, in stilte.
Klaar? dan leg je je pen neer en wacht even tot iedereen klaar is.
Mag ik een vraag stellen? Ja, dan steek je je hand op.

Slide 18 - Diapositive

Huiswerk voor woensdag  26 aug:
Blok 1 Spelling: bestudeer de gele tekstblokken goed

Slide 19 - Diapositive

Werkwoordspelling
wat weten we nog?

Quizizz!

Slide 20 - Diapositive

Verschil ik-vorm en stam.       
Ik-vorm: bij een werkwoord neem je de ik-vorm (ik rijd)
--> zo bepaal je of er een 't' achter het ww komt (ev, t.t)
--> zo bepaal je of er 'de' of 'te' achter achter het ww komt (ev,
        v.t)
   * ev= enkelvoud (ik, jij, hij)
** t.t. = tegenwoordige tijd (het gebeurt nu: ik werk)
***v.t. = verleden tijd (het gebeurde eerder: ik werkte)

Slide 21 - Diapositive

Werkwoorden v.t.
Ik fiets te                                    Wij fiets ten
Jij fiets te                                  Jullie fiets ten
Hij fiets te                                  Zij fiets ten

Ik verbrand de                           Wij verbrand den
Jij verbrand de                          Jullie verbrand den
Hij verbrand de                          Zij verbrand den

Slide 22 - Diapositive

Moeilijke woorden
aanduiden 
aantonen 
beoordelen 
bepalen 
beredeneren

Huiswerk: zoek de betekenis op en bedenk een voorbeeldzin.

Slide 23 - Diapositive