2.4 De Opstand breekt uit

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

2.4

De Opstand breekt uit

Wat gaan we doen vandaag?

Huiswerkcontrole.

Leren waarom de Nederlanders in opstand wilden komen.

Leren hoe het begin van de opstand verliep.

Huiswerkcontrole

Nabespreken opdracht Willem van Oranje en Filips II

Aan de slag

Lees 2.3.

Maak de herhalingsopdracht die is uitgedeeld.

Klaar? Maak alvast opdracht 49, 50, 54, 56, 65, 66 en 67.

Je hebt 15 minuten de tijd, dan moet in elk geval de herhalingsopdracht af zijn!

Margaretha van Parma

• Burgers, edelen en steden zijn niet blij met het Spaanse bestuur.​
  
• 1566: Edelen smeken Margaretha om protestanten minder hard te vervolgen.​
  
• Margaretha stemt toe.​
  
• --> Protestanten houden kerkdiensten in de open lucht. (hagenpreken)​
  
• --> Eén kerkdienst loopt uit de hand: protestanten vernielen katholieke kerken en kloosters. Beeldenstorm.​
• Willem van Oranje is boos: hij wil godsdienstvrijheid en is dus tegen protestantenvervolgingen en tegen de beeldenstorm.
• Filips II is woedend en stuurt de hertog van Alva met een leger en treedt hard op: Raad van Beroerten.
• --> Willem van Oranje vlucht naar Duitsland en keert terug met een leger.

Opstand en oorlog

• 1568: Slag bij Heiligerlee: begin Tachtigjarige Oorlog.
• Oorlog tegen Alva, NIET tegen Filips II!!!
• Filips II komt geld te kort en voert nieuwe belasting in: Tiende penning.
• In 1572 nemen de watergeuzen Den Briel in.
• Spanjaarden maken gebruik van terreur: Spaanse furie ze proberen het Nederlandse volk bang te maken door veel geweld te gebruiken:
  
• --> In Haarlem worden na de overgave alle burgers vermoord.​
  
• --> In Naarden werd de hele bevolking in de kerk verzameld en daar vermoord. Vrouwen die vluchtten werden verkracht.​

Kwadrantopdracht

Je gaat gebeurtenissen, begrippen en personen indelen in een kwadrant.

Hierbij kijk je telkens of iets hoort bij religie of politiek en of iets hoort bij Spanje of Nederland.

Na afloop beantwoord je de twee vragen onderaan.

Aan de slag!

Maak de kwadrantopdracht over de Nederlandse Opstand af en maak de chronologieopdracht over de Nederlandse Opstand.

Gebruik 2.3 en 2.4.

Klaar? Ga verder met het huiswerk: opdracht 49, 50, 54, 56, 65, 66 en 67.