§4.1 Economische mondialisering deel 1

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

§4.1 Economische mondialisering deel 1

Planning

• Openingsfoto
• Stukje uitleg
• Opdracht in tweetallen 
• Resterende uitleg
  
• Aan de slag!
  

Leerdoelen

• Je kent gevolgen van globalisering voor verschillende gebieden en samenlevingen in de wereld.
• Je weet welke veranderingen zorgen voor een versnelling van het globaliseringsproces.
• Je weet hoe opkomende economieën en multinationale ondernemingen een rol spelen in de internationale handels- en investeringsstromen.

Globalisering

De doorgaande uitwisseling van mensen, goederen, geld en informatie (kennis en cultuur).

Kenmerkend voor economische 
globalisering is groeiende 

internationale
handel en dbi.

Dbi: directe buitenlandse investering.

Oorzaken globalisering

Globalisering is mogelijk door ontwikkelingen in de transport en techniek.

1. Voertuigen zijn sneller en groter geworden.

2. Communicatietechnologie heeft zich sterk 

ontwikkeld.

Tijd-ruimtecompressie:

Globalisering

Door schaalvergroting dalen de vervoerskosten per product.

Tegelijkertijd nam de snelheid van vervoersmiddelen toe > relatieve afstanden zijn afgenomen.

Tijd-ruimtecompressie: proces waarbij de relatieve afstand tussen plaatsen door de moderne transport- en informatietechnologie daalt.

Voordelen drie

Nadelen vier

Zoek naar drie voordelen en vier nadelen!

Van Globalisering

Voor- en nadelen van globalisering

Voordelen:

1. Vrijhandel zorgt voor goedkopere producten.

2. Sterke economische groei door globalisering.

3. Werkgelegenheid in landen waar eerder weinig werk was.

Nadelen:

1. Verdwijnen van werkgelegenheid.

2. Bedrijven hebben meer invloed gekregen in de wereld.

3. Milieuvervuiling.

4. Toenemende kloof tussen arm en rijk.

Een wereldwijde verschuiving

Voor WO2: handel VS en Europa

Na WO2: ook handel met andere landen

Er is sprake van global shift.

Een wereldwijde verschuiving

Productie van goederen is verdrievoudigd. 

Multinationals knippen de productieketen in stukjes > outsourcing.

R&D, research and development in centrumlanden.

Productie in (semi)periferielanden. 

Internationale arbeidsverdeling.

Aan de slag...

Lezen paragraaf 4.1.

Opdrachten §4.1: 2, 3

Individueel.

Met behulp van je boek. Opdrachten in je schrift schrijven.

10 minuten.

Beantwoord de deelvragen van deze paragraaf in je schrift.

Wat?

Wie?

Hoe?

Tijd:

Klaar?

§4.1 Economische mondialisering

H4: Een veranderende wereld

§1: Economische mondialisering

Wat gaan we doen?

• Uitleg 'economische mondialisering'
  
• Zelfstandig werken aan opdrachten 4.1

Leerdoelen 

Je weet hoe netwerken van bedrijven en migranten steden en gebieden beïnvloeden.
Je kent de belangrijkste mondiale migrantenstromen en weet waarom ze het belangrijkst zijn.

Je weet waarom de Zuid-Zuidmigratie toeneemt.

H4: Een veranderende wereld

§1: Economische mondialisering

Outsourcing in India

India is een goed voorbeeld van het opdelen van de productieketen.

1. Uitbesteden van werk aan callcenters.

2. Verplaatsen van productiewerk naar landen met lagere lonen.

Waarom India?

- Engelse voertaal

- Hoog arbeidsethos

- Veel mensen hebben een goede opleiding

- Lonen liggen laag

Belangrijk ICT gebied.

Auto-industrie

H4: Een veranderende wereld

§1: Economische mondialisering

Migratie

Ruim 20 miljoen Indiërs leven buiten India.

Braindrain: hoogopgeleide migrant verlaat zijn thuisland.

H4: Een veranderende wereld

§1: Economische mondialisering

Migratie

Wereldwijd zijn er vier categorieën migratiestromen:

1. Een stroom tussen ontwikkelingslanden (Zuid-Zuid).

2. Een stroom tussen ontwikkelingslanden en de rijke landen (Zuid-Noord)

3. Een stroom tussen de rijke landen en de ontwikkelingslanden (Noord-Zuid)

4. Een stroom tussen de rijke landen (Noord-Noord)

Aan de slag...

Opdrachten §4.1: 2, 3, 4, 5 en 6.

Met degene die naast je zit.

Met behulp van je boek. Opdrachten in je schrift schrijven.

Tot 3 minuten voor het eind van deze les.

Beantwoord de deelvragen van deze paragraaf in je schrift.

Wat?

Wie?

Hoe?

Tijd:

Klaar?