A2 NaSk Krachten (Zwaartepunt, Normaalkracht, Netokracht, Veerkracht)

Krachten - Les 3
Atheneum 2 NaSk
Zwaartepunt, Normaalkracht, Nettokracht & Veerkracht
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Krachten - Les 3
Atheneum 2 NaSk
Zwaartepunt, Normaalkracht, Nettokracht & Veerkracht

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Je fietst met een constante snelheid van 18 km/h naar school. Wat weet je over de krachten?
A
De voorwaartse kracht is GROTER dan alle tegenwerkende krachten samen
B
De voorwaartse kracht is EVEN GROOT als alle tegenwerkende krachten samen.
C
Er zijn GEEN tegenwerkende krachten
D
De voorwaartse kracht is KLEINER dan alle tegenwerkende krachten samen.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Hoe groter de massa aan een veer hoe .... de uitrekking
A
Groter
B
Kleiner

Slide 13 - Quiz

Hoe groter de massa, hoe .... de zwaartekracht
A
Groter
B
Kleiner

Slide 14 - Quiz

Zwaartekracht bereken je met de formule
A
Fz= m x 98,1
B
Fz = m /98,1
C
Fz = m x 9,81
D
Fz = m/9,81

Slide 15 - Quiz

In evenwicht, als de veer niet trilt dus, dan geldt voor de krachten....
A
Fv is groter dan Fz
B
Fv is gelijk aan Fz
C
Fv is kleiner dan Fz

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Op een veer met een veerconstante van 3,2 N/cm wordt een kracht van 20 N uitgeoefend. Bereken hoeveel de veer uitrekt.

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Welke veer (C of D) is het slapst?
A
C
B
D

Slide 28 - Quiz

Welke veer (C of D) heeft de grootste veerconstante?
A
C
B
D

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Diapositive

Nu maken t/m opgave 25

Slide 31 - Diapositive