Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
1.3
Budgetteren
moet je leren
Slide 1 - Diapositive
Vragen 1.3
We kunnen niet alle vragen behandelen.
Hievoor hebben we 10 min.
Welke vraag willen jullie graag behandeld hebben.
Steek je vinger op.
......
Slide 2 - Diapositive
Wat leren we vandaag?
Na deze les kan je:
Welke soorten inkomsten en uitgavenje kunt hebben
Waarom budgetterennodig is en hoe je dat doet ?
berekeningenmaken die je nodig hebt bij budgetteren
Wat reserveren betekent en hoe je dat kan berekenen
Slide 3 - Diapositive
Drie soorten inkomens
Inkomen uit arbeid
Inkomen uit bezit
Overdrachtsinkomen
Slide 4 - Diapositive
Inkomensvormen
Inkomen uit arbeid + bezit → wel tegenprestatie
overdrachtsinkomen → geen tegenprestatie
Inkomen uit arbeid
- Loon/salaris
- Vakantiegeld
- Loon in natura
(spullen/diensten i.p.v. geld)
- Winst van ondernemer
Inkomen uit bezit
Rente, huur, pacht
Overdrachtsinkomen
Uitkering, zakgeld, kleedgeld of kinderbijslag
Slide 5 - Diapositive
Soorten uitgaven
Dagelijkse uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Dagelijkse uitgaven:
de gewone uitgaven die je betaald van het huishoudgeld (bijv. eten, drinken, persoonlijke verzorging)
Vaste lasten:
de uitgaven die iedere maand of kwartaal terugkomen (bijv. rekening voor gas en elektriciteit, woonlasten, verzekeringen, contributies en abonnementen)
Incidentele uitgaven:
uitgaven die je niet zo vaak doet of die niet regelmatig zijn (kleding, meubels, vakantie, reparaties)
Slide 6 - Diapositive
NIBUD
Nibud = Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
Taken
Onderzoek naar inkomsten en uitgaven van mensen
Advies geven over omgaan met geld
Advies over het maken van een overzicht van inkomsten en uitgaven.
Slide 7 - Diapositive
scholieren.nibud.nl
Slide 8 - Lien
Reserveren
Geld opzij zetten (sparen) om hier later grote of onverwachte uitgaven mee te betalen.
Je reserveert vooral voor incidentele* uitgaven (vakantie, aanschaf duur apparaat).
*incidenteel: af en toe
Slide 9 - Diapositive
Begroting & budgetteren
Begroting: Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Budgetteren: zorgen dat je uitgaven niet hoger worden dan je inkomsten
→ dus geen geld tekort komen
Slide 10 - Diapositive
Reserveren berekening
bedrag dat je nodig hebt : aantal maanden = reservering per maand.
Voorbeeld: Sophie wil over twee jaar een scooter van € 1.800 kopen. Hoeveel moet ze per maand reserveren?
€ 1.800 : 24 = € 75 per maand reserveren.
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Vidéo
Omrekenen: week naar maand
1 jaar heeft 52 weken
1 jaar heeft 12 maanden.
1 maand heeft 28, 29, 30 of 31 dagen
1 maand heeft dus ZELDEN 4 weken...
Slide 13 - Diapositive
Omrekenen
Slide 14 - Diapositive
0
Slide 15 - Vidéo
Wat is het doel van een begroting?
A
Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
B
Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst
C
Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
D
Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.
Slide 16 - Quiz
Geld opzijleggen voor bepaalde (incidentele) uitgaven.
A
budgetteren
B
restwaarde
C
reserveren
D
investeren
Slide 17 - Quiz
Er bestaan verschillende soorten inkomens. Wat betekent inkomen uit arbeid?
A
Je hebt bezittingen waar je geld mee verdient
B
je krijgt geld zonder daar een tegenprestatie voor te leveren
C
Je wordt beloond voor het werk dat je doet
Slide 18 - Quiz
Wat is geen overdrachtsinkomen?
A
bijstand
B
kinderbijslag
C
huurtoeslag
D
salaris
Slide 19 - Quiz
Welke soorten uitgaven kun je onderscheiden?
A
Huishoudelijke uitgaven en vaste lasten
B
Dagelijkse lasten en vaste huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele, huishoudelijke uitgaven, vaste Lasten
D
Kleine en grote uitgaven
Slide 20 - Quiz
Huur valt onder
A
Vaste lasten
B
Reserveringsgeld
C
Huishoudelijke uitgaven
Slide 21 - Quiz
De aanschaf van een wasmachine behoort tot de
A
dagelijkse uitgave
B
vaste lasten
C
incidentele lasten
Slide 22 - Quiz
Huiswerk
Maak de opdrachten 25 tot en met 34
Schrijf de antwoorden in je schrift
Overleggen met je buurman/vrouw mag (fluistertoon)