Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
01 Toets verkeersveiligheid
Een weg, welke op de tekentafel is ontwikkeld, waarbij vooraf vaststaat hoe het ontwerp precies is en hoe de weg moet worden ingericht noemen we:
A
een traditionele weg.
B
een rationele weg.
C
een stroomweg.
1 / 20
suivant
Slide 1:
Quiz
Verkeersopleidingen
Beroepsopleiding
Cette leçon contient
20 diapositives
, avec
quiz interactifs
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Een weg, welke op de tekentafel is ontwikkeld, waarbij vooraf vaststaat hoe het ontwerp precies is en hoe de weg moet worden ingericht noemen we:
A
een traditionele weg.
B
een rationele weg.
C
een stroomweg.
Slide 1 - Quiz
Verkeersaders zijn bedoeld voor de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Ze worden verdeeld in:
A
rationele en traditionele wegen.
B
stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen.
C
erftoegangswegen en erven.
Slide 2 - Quiz
Verblijfsgebieden zijn wegen in gebieden waar wonen, verblijven en / of recreëren hoofddoelen zijn. Ze worden verdeeld in:
A
stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen.
B
erftoegangswegen en erven.
C
woongebieden en recreatiegebieden.
Slide 3 - Quiz
Hoe luidt het begrip ‘stiltegebied’?
A
Een milieubeschermingsgebied, waarin de geluiden van flora en fauna overheersen.
B
Gebied dat is gesloten verklaard voor motorvoertuigen.
C
Gebied dat is gesloten verklaard voor gemotoriseerde voertuigen.
Slide 4 - Quiz
Wat wordt onder ‘stil’ verstaan bij het begrip ‘stiltegebied’?
A
Geluiden die tussen de 10 en 20 decibel liggen.
B
Geluiden die tussen de 25 en 35 decibel liggen.
C
Geluiden die tussen de 35 en 40 decibel liggen.
Slide 5 - Quiz
Zijn landbouwgeluiden toegestaan in een ‘stiltegebied’?
A
Ja, want dit zijn zogenaamde ‘gebiedseigen geluiden’.
B
Nee, want motorvoertuigen zijn hier niet toegestaan.
C
Nee, want gemotoriseerde voertuigen zijn hier niet toegestaan.
Slide 6 - Quiz
Op de 80-kilometerwegen buiten de bebouwde kom verongelukken relatief veel mensen. Hoe hoog is het
ongevalspercentage op dit soort wegen?
A
Van alle ongevallen vindt 25% hier plaats. Er geldt een 25% hogere kans op dodelijke afloop bij een ongeval.
B
Van alle ongevallen vindt 25% hier plaats. Er geldt een 50% hogere kans op dodelijke afloop bij een ongeval.
C
Van alle ongevallen vindt 75% hier plaats. Er geldt een 50% hogere kans op gewond raken bij een ongeval.
Slide 7 - Quiz
Welke bewering is juist?
A
Een hoofdweg is géén voorrangsweg. Er wordt voorzichtig en aangepast gereden.
B
Een hoofdweg is een voorrangsweg, die overzichtelijk is en waar zijwegen tijdig kunnen worden gezien.
C
Een zijweg krijgt altijd voorrang om duidelijkheid te scheppen voor het verkeer.
Slide 8 - Quiz
V.O.P.-markering behoort tot de groep:
A
lengtemarkeringen.
B
overige markeringen.
C
dwarsmarkeringen.
Slide 9 - Quiz
Bebakening en markering zijn bedoeld om het verkeer:
A
te geleiden, te regelen, te beveiligen, te waarschuwen.
B
te bebakenen, te markeren, te flankeren, te reflecteren.
C
te dwingen, te ondersteunen, te beschermen, te kanaliseren.
Slide 10 - Quiz
Een bestuurder die veel uitwijkt voor bomen, verkeersborden en geparkeerde voertuigen heeft last van:
A
bermvrees.
B
obstakelvrees.
C
tracking.
Slide 11 - Quiz
Bij retroreflectie:
A
worden accommodatiestoornissen opgewekt.
B
krijgt men last van nystagmus.
C
wordt licht teruggekaatst naar de lichtbron.
Slide 12 - Quiz
Op welke kruispuntvormen gebeuren de minste letselongevallen?
A
Volledige kruispunten.
B
Rotondes.
C
T-splitsingen.
Slide 13 - Quiz
Een uitwisselpunt tussen een autosnelweg en een niet-autosnelweg noemen we:
A
een aansluiting.
B
een knooppunt.
C
een klaverblad.
Slide 14 - Quiz
Als er een ongeval ontstaat waarbij de betrokken weggebruikers elkaar niet konden zien door bijvoorbeeld een ander voertuig, dan spreken we van:
A
een ongeval met zichtdekking.
B
een afdekongeval.
C
een blackspot.
Slide 15 - Quiz
Op een rotonde wordt het ‘kruisen’ vervangen door:
A
ritsen.
B
weven.
C
samenvoegen.
Slide 16 - Quiz
Persoonsgebonden factoren die van invloed kunnen zijn op de rijvaardigheid van de bestuurder zijn:
A
leeftijd, wettelijke regeling, gedrag, stressoren.
B
kennis, motivatie, beperkingen en verkeersinzicht.
C
motivatie, rijvaardigheid, verkeersinzicht en het voertuig.
Slide 17 - Quiz
Hoe wordt het gebied genoemd dat met de ogen kan worden waargenomen?
A
Het gezichtsvermogen.
B
Het gezichtsveld.
C
Het bewuste waarnemingsgebied.
Slide 18 - Quiz
Waar kan een 30 km/h zone voorkomen?
A
Alléén binnen de bebouwde kom.
B
Alléén buiten de bebouwde kom in toeristische gebieden.
C
Zowel binnen als buiten de bebouwde kom.
Slide 19 - Quiz
Waar kan een 60 km/h zone voorkomen?
A
Alléén buiten de bebouwde kom.
B
Alléén binnen de bebouwde kom.
C
Zowel binnen als buiten de bebouwde kom.
Slide 20 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
VEIL 03
Février 2022
- Leçon avec
20 diapositives
VEIL 03
Juin 2022
- Leçon avec
20 diapositives
Verkeersopleidingen
Beroepsopleiding
RVV 03
Février 2022
- Leçon avec
25 diapositives
04 RVV eindtoets
Novembre 2023
- Leçon avec
25 diapositives
az
Beroepsopleiding
RVV 03
Juin 2022
- Leçon avec
25 diapositives
Verkeersopleidingen
Beroepsopleiding
Op weg: weggebruikers en voertuigen
Décembre 2020
- Leçon avec
24 diapositives
Mavo
Buitengewoon secundair onderwijs
Rijbewijs: snelheid
Février 2021
- Leçon avec
40 diapositives
GASV
Beroepsopleiding
Verkeersborden
Mars 2023
- Leçon avec
21 diapositives
Mentorles
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1